By lage 31
VERSLAG omtrent den Gemeentelijken Dienst van
Haven- en Marktwezen over het dienstjaar 1930.
A. HAVENDIENST.
I. PERSONEEL.
Ten gevolge van het gedurende de dag- en avonduren af
zonderlijk bedienen van de beweegbare brug aan het Calandplein,
werd het personeel met ingang van 15 December met twee brug
wachters uitgebreid, zoodat op 31 December 1930 49 personen
aan den Havendienst waren verbonden.
De gezondheidstoestand van het geheele personeel gedurende
het verslagjaar was minder gunstig dan in de voorafgaande
jaren. Het aantal ziektedagen was 694, tegen 505 in 1929 en
449 in 1928. Voor het personeel in algemeenen dienst was het
aantal ziektedagen ruim 1 van het aantal werkdagen, voor
het personeel der Visschershaven ruim 71 °/0 en voor dat der
binnenhavens ruim 4 °/0. Voor 1929 waren deze cijfers respec
tievelijk 2 °/0, 3 °/0 en 31
Het totaal uitbetaalde ziekengeld bedroeg f 4.161,19.
Evenals gedurende de voorgaande jaren, werd de dienst
van de havengaarders bij verlof of ziekte waargenomen door
den havengaarder belast met de controle, terwijl dit voor het
overige personeel geschiedde door noodhulp-personeel, hetwelk,
op een enkele uitzondering na, betrokken werd uit het reser ve
en op wachtgeld gesteld Gemeentepersoneel.
II. VISSCHERSHAVEN.
Op 1 Januari 1930 lagen in de haven de volgende vaar- Scheepvaart,
tuigen
92 motorloggers, 13 zeilloggers, 8 motorschokkers, 6 zeil-
De Commissie van Bijstand voor den Havendienst, het Markt- Commissie van
wezen en het Levensmiddelenvraagstuk bestond gedurende het «ustano.
verslagjaar uit mevrouw G. W. Bleumink-Louman en de
heeren J. K. W. F. van Bommel, J. J. Muijlwijk, Q. A. Nederpel,
J. J. de Niet en M. van Steenbergen, onder voorzitterschap van
den Wethouder van Openbare Werken, den heer F. N. V. Quant.