22 Diphtheric. Febris typhoïdea. In het begin van het jaar werden verscheidene employés van een groote Rijksinstelling door roodvonk aangetast, waarnaast zeer veel gevallen van angina werden gemeld. Er werden door ons eenige maatregelen geadviseerd. Ook in een van de inrich tingen voor zenuwlijders hier ter stede kwamen bij het personeel en de patiënten meerdere gevallen van roodvonk voor. In beide gevallen werden verschillende personen ingeënt tegen roodvonk. Hoewel het aantal diphtheriegevallen (123) iets hooger is dan in 1929 (104), mag men dit aantal voor een stad van de grootte van ’s-Gravenhage zeer laag noemen. Er overleden aan diphtheric 8 personen, zoodat de letaliteit 6,5 bedroeg. Ook dit jaar werd de omgeving van bekend geworden diph- theriegevallen zoo goed mogelijk onderzocht op bacillendragers. Ook thans werd een vrij groot aantal hiervan gevonden, waarbij meerderen bleken eigenlijk neus-diphtheriepatiënten te zijn. Van een toenemen en meer kwaadaardig worden der diph theric, zooals van verschillende kanten werd gemeld (ook in het buitenland), kon hier gelukkig niets worden bespeurd. Ook dit jaar bleef het immuniseeren tegen diphtheric (of diphtheric en roodvonk) hoofdzakelijk beperkt tot die gezinnen, waarin gevallen van diphtherie waren voorgekomen. Ondeir de 33 bekend geworden gevallen van febris typhoïdea werd de bacteriologische of serologische diagnose 21 maal gesteld op tyrphus en 12 maal op paratyphus B. Onder de typhuspatiënten waren er 6, afkomstig uit één gezin, welke vermoedelijk alle besmet waren door een vrouwelijk familielid uit een dorp in onze omgeving. Verder werden een man en zijn schoonzoon kort na elkander door typhus aangetast, maar de vermoedelijk gemeenschappelijke infektiebron bleef hier onbekend, hoewel natuurlijk een zeer sterk vermoeden blijft bestaan op de besmettelijkheid van een der huisvrouwen. Een broer en een zuster, afkomstig uit Alphen aan den Rijn, en hier tijdelijk vertoevende, leden resp. aan paratyphus B en typhus. Een Scheveningsche visscher en zijn dochtertje leden beiden aan typhus; de huisvrouw bleek typhus-bacillendraagster te zijn, zonder dat ze wist ooit aan typhus geleden te hebben. Vermoedelijk is één geval van typhus besmet door een tante te Breda, die voor twee jaren aan die ziekte geleden had, maar bij wie nu geen bacillen meer werden gevonden. Eén patiënt werd met groote waarschijnlijkheid gedurende zijn vakantie in Fries land besmet. Onbekend bleven de infektiebronnen van 8 patiënten; 6 van hen hadden in langen tijd ’s-Gravenhage niet verlaten. 34 VERSLAG VAN DEN GEM. GENEESKUNDIGEN EN GEZONDHEIDSDIENST.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1930 | | pagina 751