38 11 bleven liggen. Dientengevolge vreesden de omwonenden bij warm weer hinder van stank zoowel als van insecten te zullen onder vinden. Aan de politie is toen verzocht, toe te willen zien, dat bedoelde schuiten gedurende den Zondag niet blijven liggen. De klacht heeft zich daarna niet herhaald. Een koffiehuishouder aan den Haagweg klaagde over het laden van mest in schuiten, liggend in de sloot voor zijn woning. Daar deze gelegen is in de onmiddellijke omgeving van tuinde rijen, meende de Commissie, dat dit bezwaar niet is te onder vangen. De storting van stadsvuil in het Zuiderpark, voor den aanleg van een heuvel, gaf in de Mei-maand aan een bewoner van de Loenenschestraat aanleiding tot klagen over stank. Reeds in het vorige jaar waren daarover klachten vernomen. Van gemeente wege is daarna zorg gedragen het aangevoerde vuil dagelijks goed af te dekken. Later hebben de Commissie geen klachten over deze vuilnisbelt meer bereikt. Bewoners van huizen aan den Leijweg zijn komen klagen over stank, die verspreid werd door het dempen van water op het terrein van de oude Loosduinsche groentenveiling met van de aschstaal afkomstig vuil. De klacht bleek gegrond, doch het bleek niet mogelijk in den ongewenschten toestand te voorzien. Het inladen aan het spoorwegemplacement bij de Duinstraat van vischafval en van bedorven, althans niet voor consumptie geschikte, visch, verspreidde een stank, waarover de bewoners der naburige perceelen terecht zich bij de Commissie hebben be klaagd. Met de Directie der N.V. „Gemengd Bedrijf, Haagsche Tramwegmaatschappij” werd hieromtrent in overleg getreden. Deze deed de toezegging geen vervoer van z.g. buikzieke haring, welke in hoofdzaak aanleiding tot stankverspreiding gegeven had, meer te zullen aannemen. Evenwel werd kort daarop weder om over visehstank ter zelfder plaatse geklaagd. Toen bleek, dat vischafval in ongesloten vaten verladen werd. De H.T.M.-Directie heeft ter tegemoetkoming aan de verlangens der klagers ook dat vervoer gestaakt. Bij het onderzoek van die klacht werd geconstateerd, dat de goot, die van bedoeld spoorwegterrein naar den nabij gelegen afvoerput leidt, ten deele was verzakt, waardoor de vloeistoffen, die bij laden en lossen van vloeibare waren den bodem veront reinigen, niet naar den rioolput konden afvloeien, wat telkens weer stankverspreiding tot gevolg kon hebben. Derhalve heeft de Commissie bij schrijven van 15 October aan Burgemeester en Wethouders verzocht, in den loop van dien goot zoodanige ver betering te willen doen brengen, dat geen water of vuil daarin VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1930 | | pagina 868