38 16 gelijkvloers, gelegen lokaliteit is voor die doeleinden ingericht volgens voorschriften, door het Gemeentelijk Bouw- en Woning toezicht gegeven. Teneinde de bewoners der Jurriaan Kokstraat te bevrijden van den hinder, dien zij ondervonden van een in de nabijheid hunner woningen gelegen bokkingrookerij vermeld in het jaarverslag 1929 heeft het Gemeentelijk Bouw- en Woning toezicht aan den houder dezer rookerij nieuwe voorwaarden krachtens de Hinderwet opgelegd. Daartegen heeft de betrok kene beroep aangeteekend bij den Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid, wiens beslissing op het einde van dit verslagjaar nog niet was af gekomen. Een vischbakkerij in de Reinkenstraat veroorzaakte aan de omwonenden overlast. Ook in dit geval werd de bemoeienis van Bouw- en Woningtoezicht ingeroepen, welke Dienst wist te be werken, dat de vischbakkerij werd opgeheven. Een bewoonster van het Lijsterbesplein klaagde over stank van vischbakken in een naburig perceel. Bij onderzoek bleek, dat dit perceel, dat de bestemming van dagwinkel had, bewoond werd en geenszins voldeed aan de eischen, die in verband met het er in uitgeoefend wordende bedrijf moeten worden gesteld. De eigenaar van het perceel werd aangeschreven de bewoning te doen staken, aan welk bevel evenwel eerst in Februari 1931 gevolg zou worden gegeven. Vóór dat tijdstip kon niet de be schikking worden verkregen over een ander perceel, waarheen het bedrijf kon worden verplaatst. Sedert het begin van den zomer is herhaaldelijk ernstig ge klaagd over stankverspreiding door een in de Scheveningsche haven liggend stoomschip, waarop visch tot vischmeel bleek te worden verwerkt. Wanneer de wind in de richting van het na burige bebouwde stadsgedeelte woei, bemerkten de bewoners van die wijk een zoo ondraaglijken stank, dat het openzetten van ramen uitgesloten was. Door ingezonden stukken in ver schillende dagbladen hebben de bewoners van de wijk ten Zuid westen van den Scheveningscheweg hun ergernis hierover ge- uit. De Commissie bracht deze aangelegenheid onder de aan dacht van het Gemeentelijk Bouw- en Woningtoezicht, dat oor deelde, aan de hand der Hinderwetgeving, dat het bedrijf zon der toestemming van Burgemeester en Wethouders niet mocht worden uitgeoefend. De betrokken reeder-fabrikant deelde deze opvatting niet. Daarna is de zaak aanhangig gemaakt bij de hoogere instanties. Zij is nog niet tot een beslissing gekomen. Inmiddels kan worden vermeld, dat sedert den aanvang van het Scheveningsche badseizoen het bedrijf heeft stilgelegen. VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1930 | | pagina 873