38 22 Een beslissing over dit voorstel heeft de Gemeenteraad in het jaar 1930 niet meer genomen. Nog een tweetal andere partiëele uitbreidingsplannen werden in dit jaar aan de Commissie voorgelegd. Op 29 Augustus ontving zij een ontwerp tot herziening van het uitbreidingsplan, voor zoover dat betrekking had op ter reinen, gelegen ongeveer tussehen het Zuiderpark, het Laakka- naal, de spoorbaan naar Rotterdam, de Rijswijksche grens en de Midden-watering. Burgemeester en Wethouders duidden dit aan als plan „Moerweg”. Zij deelden mede, dat tengevolge van een drietal factoren het noodzakelijk gebleken was om aan het voor de aangegeven terreinen geldende plan van uitbreiding, dat reeds van 1911 dateert, aan een algeheele omwerking te onderwerpen. Die factoren waren: 1°. Tengevolge van den gewijzigden vorm van het Zuiderpark was de Zuid-Oostgrens van dat park ongeveer 550 M. in noord westelijke richting verschoven, waardoor voor een zeer aanmer kelijke oppervlakte feitelijk geen bestemming vastgelegd was. 2°. In plaats van het vroeger gedachte Laakkanaal, dat langs de Herman Costerstraat was geprojecteerd, was het reeds in uit voering zijnde kanaal in meer westelijke richting ontworpen, dat dwars door het vroeger vastgestelde uitbreidingsplan kwam te loopen. 3°. In verband met de destijds nog niet te voorziene toene ming van het verkeer en de meer moderne inzichten op verkeers gebied was een ruimere opzet van enkele verkeerswegen noodig gebleken met gelegenheid voor tram op eigen baan, enz. Door eenige hoofdverkeerswegen was het plan verdeeld in vier deelen van ongelijke grootte, die alle op eenvoudige, rustige wijze door de woonstraten onderverdeeld werden in bouwblok ken, welke hoofdzakelijk bestemd waren voor gesloten bebouwing, deels eengezins-, deels meergezinshuizen. Langs een gedeelte der Broeksloot was terrein voor open bebouwing aangewezen. Ook bij dit plan was wederom een ontwerp-verordening ge voegd, houdende regels, betreffende de bebouwing en het gebruik van in het plan begrepen gronden. Het uitbreidingsplan gaf de Sub-commissie, in wier handen het werd gesteld, geen aanleiding tot opmerkingen. Het ontwerp eener bebouwingsverordening wees bouwblokken aan, die niet mochten worden gebruikt voor de vestiging van winkels, werk plaatsen, opslagplaatsen en bedrijven en andere, die uitsluitend voor den bouw van arbeiderswoningen bestemd mochten worden VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1930 | | pagina 879