38
39
VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE.
waarin voortdurend personeel werkzaam zou zijn, werd de aan
leiding tot hervatting van het onderzoek, dat een daarvoor inge
stelde Sub-commissie in 1929 was begonnen. In de vergadering
van 25 April heeft de Sub-commissie verslag van haar voort
gezet onderzoek uitgebracht. Naar aanleiding daarvan richtte
de Commissie op 2 Mei onderstaand schrijven aan Burgemeester
en Wethouders:
„Bij schrijven van 12 Maart 1929 heeft onze Commissie U
in overweging gegeven bij den Raad een voorstel in te dienen
tot aanvulling van de Bouw- en Woonverordening met een
bepaling, waarbij aan Uw College de bevoegdheid zou worden
gegeven bijzondere eischen te stellen, teneinde in groote ge
bouwen een goede ventilatie te verkrijgen.
In antwoord daarop werd ons bij schrijven van den 12den
April d.a.v., Ag. No. 6267, Afd. S. en B„ medegedeeld, dat de
artt. 95 en 115 der Bouw- en Woonverordening Uw College
reeds de bevoegdheden geven, welke noodig zijn om de onder
havige aangelegenheid, voor zoover zulks door middel van
overheidsbemoeiing mogelijk is, te beheerschen. Daarbij werd
erkend, dat hier en daar wat betreft de luchtverversching
minder gunstige toestanden bestaan en gewezen op den veelal
bestaanden strijd tusschen ventilatie en tocht.
Inmiddels heeft de Sub-commissie, aan welke destijds op
gedragen was een onderzoek in te stellen naar de wijze, waarop
in verschillende groote gebouwen voor het behoud eener goede
atmosfeer wordt zorg gedragen, naar aanleiding van nieuw
ingekomen klachten over onvoldoende ventilatie, nog eenige
groote gebouwen, die in de laatste jaren gesticht zijn, bezocht
en is daarbij tot de conclusie gekomen, dat van de bevoegd
heid, die genoemde artt. der Bouw- en Woonverordening
geven, wat het voorschrijven van bijzondere voorzieningen be
treffende de ventilatie bij de oprichting van groote gebouwen
aangaat, een te bescheiden gebruik wordt gemaakt.
Bij het beoordeelen van bouwplannen worden voor zoover
ons bekend is de aan- en afvoer van frissche resp. bedorven
lucht slechts aan art. 89 der verordening getoetst; d.w.z. er
wordt genoegen genomen met het aanwezig zijn van een vol
doend aantal beweegbare ramen.
Het wil onze Commissie voorkomen, dat op dezen weg niet
mag worden voortgegaan; dat bij de beoordeeling van bouw
plannen in meerdere mate dan tot nu toe geschiedde op het
belang eener goede luchtverversching behoort te worden gelet.
Derhalve mogen wij Uw College met aandrang verzoeken,
van de in de artt. 95 en 115 der Bouw- en Woonverordening
gegeven bevoegdheid gebruik te maken, opdat in op te richten
en ook in te verbouwen groote gebouwen eene behoorlijke ven
tilatie worde verkregen”.