38
50
VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE.
Gezondheidscommissie. Naar aanleiding van dat rapport heeft
de Commissie op 28 Mei het volgende schrijven aan Burgemeester
en Wethouders verzonden:
Bericht op schrijven van
18 Maart 1930.
Ag. No. 24999/29 Afd. O. W.
„Bij nevenaangehaald schrijven vroeg Uw College ons
oordeel te doen kennen over een plan, om het water uit een
in het Zuiderpark gegraven vijver te gebruiken voor het
schoonspoelen van de filters, in gebruik bij de in het park
gelegen zwembadinrichting, alsmede voor de vulling van het
zwembassin.
Onze Sub commissie voor Bad- en Zweminrichtingen heeft
zieh plaatselijk van den toestand op de hoogte gesteld en zich
de noodige inlichtingen verschaft
Het water uit den vijver, die zeer uitgestrekt is en een
diepte van 4 a 5 meter zou hebben, maakt een helderen indruk.
Zoowel door het zonlicht als door een biologisch proces onder
gaat het een voortdurende reiniging.
Voor de beoordeeling van de zuiverheid ervan werd even
wel het instellen van een chemisch en een bacteriologisch
onderzoek noodig geacht. Ook behoorde het water te worden
vergeleken met het water, dat thans voor vulling van het
bassin wordt gebruikt.
Het chemisch onderzoek wees uit, dat het vijverwater even
als het bassinwater veel onopgeloste vaste stoffen bevat, veel
chloriden en organische stof. Aan organische stoffen was van
beide soorten water het bassinwater het rijkst. Bij het bacte
riologisch onderzoek bleek, dat zoowel het vijverwater als het
water uit het bassin veel bacteriën bevatte; dat het aantal der
bacteriën in het vijverwater grooter was dan in het bassin
water, doch het bassinwater in sterker mate dan het vijver
water door coli verontreinigd was.
Op grond van de uitkomsten van deze onderzoekingen,
waarbij de aanwezigheid van ziekteverwekkende bacteriën niet
werd aangetoond, mocht nog niet worden gezegd, dat tegen
gebruik van het vijverwater voor de beoogde doeleinden geen
bezwaar behoeft te worden gemaakt.
Eerst diende nog te worden nagegaan, of zich geen om
standigheden voordoen, waardoor te verwachten is, dat het
vijverwater zijn tegenwoordigen graad van zuiverheid niet
zal behouden.
Dit nu zou kunnen gebeuren, wanneer de vijver in commu
nicatie staat met omringende slooten, welke boezemwater be
vatten.
Wordt aan het onze Commissie ter beoordeeling voorge-