46 III. GEMEENTEMUSEUM VOOR OUDE KUNST. vorig jaarverslag vermeld. Bij het samenstellen van dit verslag heeft de overdracht dier collectie bereids plaats gehad, waar door een zéér belangrijke aanwinst verkregen werd. De afbraak van het perceel Korte Vijverberg 6 van Ruys Gebouw. Co. dreigde zeer ernstige gevolgen te hebben voor den daardoor Ameublement, vrijkomenden muur van ons gebouw, welke in zéér slechten toe stand bleek te verkeeren. Gelukkig konden de werkzaamheden korten tijd worden stopgezet, waardoor het mogelijk werd in allerijl ook onzen muur af te breken en door een nieuwen te vervangen. Dit gaf tijdelijk zeer ingrijpende veranderingen in onze ceramiekzaal en in de tentoonstellingszaal. De werkzaam heden waren bij het einde van het verslagjaar nog niet geheel ten einde gebracht. In verband met aanwinsten-verwerving onderging de opstel- Toestand der ling eenige wijzigingen. verzamelingen. Het aantal aanwinsten is niet groot. Voor de afdeeling der Aanwinsten, schilderijen verwierven wij een 1621 gedateerd bloemstilleven van den in het begin der 17de eeuw in Den Haag werkenden Jan Baptist van Fornenburg, dat een interessant staal is van het vroeg zeventiende eeuwsch realisme; eveneens aangekocht werd een door P. C. la Fargue omstreeks 1780 geschilderd gezicht op het oude Nachtegaalspad met de Kloosterkerk op den achter grond. De erven van Dr. C- Hofstede de Groot schonken ons, in overeenstemming met een door hem geuiten wensch, een belang rijk schilderij van den Haagschen meester M. van Wttenbrouck met een levendige voorstelling van in een Arcadisch landschap spelende nymfen en boschgoden. Daarbij sluit zich een bruikleen van den heer J. H. G. aan van een tweede niet minder belang rijk stuk van denzelfden meester, eveneens badende nymfen in een zeer breed gecomponeerd landschap. Een tweede bruikleen van den heer F. Lugt verschaft ons een fijn, geestig ge schilderd landschapje van Esaias van de Velde en tevens een bijzonder interessante teekening, die bovendien een hoogst belangrijk document is: de schets van J. van Ravesteijn voor zijn groote Schutterstuk van 1618. Voor de historie van het schilderij is deze teekening, die wij er thans bij exposeeren van het grootste belang, afgezien nog van de bijzondere quali- teiten van de teekening als zoodanig, de eenige die van den schilder bekend is. In een art. van Prof. Martin (Oud Holland 1923) is op het merkwaardige stuk, toen nog in München, de aandacht gevestigd. Een tweede teekening van een Marktscène VERSLAG DIENST VOOR KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1931 | | pagina 1127