10 25 voor de te verkoopen melk, heeft Burgemeester en Wethouders van ’s-Gravenhage aanvankelijk doen besluiten bij het uitster- vingssysteem zooals dit in het Melkbesluit was neergelegd te volharden en dus geen nieuwe vrijstellingen te verleenen. Burgemeester en Wethouders van ’s-Gravenhage toch waren van oordeel, dat het verleenen van vrijstelling voor het ver koopen naast melk van andere waren dan die, welke reeds ver kocht mogen worden, zou leiden tot het in het leven roepen van talrijke kleine melkverkoopplaatsen en dus tot versnippering van den melkhandel en de daarmede gepaard gaande gevaren voor een goede behandeling der melk. De distributie toch van melk over een groot aantal verkoopplaatsen, die elk een luttele hoeveelheid melk omzetten, vergroot de kans op besmetting dezer teere vloeistof aanzienlijk, omdat zij verspreid wordt over een groot aantal gezinnen. Ook verslecht een groote versnippering van den melkhandel de hygiënische behandeling van de melk, want de ervaring leert, dat deze behandeling des te meer te wenschen laat naar mate de omzet geringer is en de handel in melk meer nevenbedrijf wordt. Ook werkt versnippering van den melkhandel vervalsching in de hand, omdat kleine bedrijven, waarin slechts enkele liters melk per dag worden verkocht, de melk veelal uit de 3e of 4e hand betrekken. Onder drang der regeering moest dit standpunt worden gewijzigd, zoodat thans naast den verkoop van de geoorloofde waren, ook de verkoop van vleeschwaren wordt toegestaan, indien althans het bedrijf' voldoet aan de eischen in art. 32 van het Melkbesluit gesteld. Bovendien moet de winkel voorzien zijn van een steenen vloer, met een oppervlakte niet kleiner dan 15 m2 en van gewitte, geverfde of met gladde tegels bedekte wanden, terwijl nog enkele andere eischen van ondergeschikte beteekenis moeten worden in acht genomen. Het gevolg hiervan is geweest, dat aan ruim 70 melkver- koopers de gevraagde vrijstelling is verleend. Voegt men hierbij, dat reeds ruim 250 melkverkoopers in het bezit van de vrijstel ling waren, hun verstrekt bij het inwerkingtreden van het Melk besluit 1925, dan volgt hieruit dat thans ongeveer 70 der winkelhoudende melkverkoopers naast melk ook vleeschwaren mogen verkoopen. Daarnaast is aan vele winkeliers in vleeschwaren vergun ning verleend tot het verkoopen van melk. Zooals te verwachten was, is het aantal melkverkoopers, als gevolg van dit besluit, vrij belangrijk toegenomen en stijgt nog voortdurend. De hygiëne bij de distributie van melk laat vaak veel te VERSLAG VAN DEN KEURINGSDIENST VAN WAREN.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1931 | | pagina 178