14 2 Inspecteur. Inrichtingen. a. Zeebaden. Personeel, arbeidsvoor waarden, loon regeling enz. baden werd aangewezen. Voorts bleef de adj.-commies ter Ge meentesecretarie J. G. D. Meyboom als adj-seeretaris aan de Stichting verbonden. Het Algemeen Bestuur vergaderde in 1931 vier, het Dage- lijksch Bestuur drie maal. De heer J. P. E. van Ameijde werd in vasten dienst benoemd. Op voordracht van het Bestuur werd hem door Burgemeester en Wethouders op 1 Januari 1931 een gratificatie toegekend als blijk van bijzondere waardeering voor de wijze, waarop hij de reorganisatie van het beheer had helpen tot stand brengen. De reorganisatie van het badbeheer bracht nog mede, dat het echtpaar J. BrandNeer voort, badmeester en bad vrouw in het badhuis aan de Hemsterhuisstraat, met ingang van 1 Febru ari 1931 en de voormalige helpster bij de schoolkinderbaden D. OosterbaanBuis met ingang van 4 April d.o.v. eervol wer den ontslagen, allen met toekenning van een gratificatie. Voorts moest aan een badman-stoker wegens ongeschiktheid ontslag worden verleend. Overigens verrichtte het personeel met opgewektheid en ijver zijn dienst, hetgeen niet zonder invloed is gebleven op het stij gend bezoek aan de badinrichtingen. In den loop van het jaar werden „Bijzondere voorschriften” voor het personeel vastgesteld. Voorts werden nadere regelingen getroffen betreffende de jaarlijksche verloven, de dienstkleeding en het uitbetalen van loon op feestdagen en in bijzondere om standigheden. Ten slotte werd een loonregeling voor plaatsver vangende badmeesters vastgesteld en kon de kern van het per soneel van het Zuiderzwembad: J. W. Teunisse, L. F. Waagenaar en H. Zweerus onder het vaste personeel der Stichting worden opgenomen. Aan het einde van het verslagjaar waren in dienst der Stichting 47 personen. Het totaal aantal ziektedagen bedroeg voor mannen 315, voor vrouwen 102. Het aantal onder het beheer der Stichting gestelde inrich tingen onderging geen wijziging. 1. Volkszeebad te Scheveningen. Door het aanbrengen van centrale vestiaires werd de capaciteit der inrichting, welke in 1930 was verhoogd tot 362 personen in de dames- en 234 in de heerenafdeeling, opgevoerd tot resp. 616 en 464. De hieraan ver bonden kosten konden worden bestreden uit het door den Ge meenteraad in zijn vergadering van 17 Februari 1930 voor uit breiding beschikbaar gestelde bedrag. 2. Zeebad-Kijkduin. De exploitatie van dit bad werd bij akte VERSLAG VAN DE STICHTING „CENTRAAL BADBEHEER”.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1931 | | pagina 335