L
16
Roodvonk.
Paratyphus
gastroenteri-
tische vorm.
Paratyphus ty-
pheuze vorm.
Aangegeven zijn 26 gevallen van typhus, waarvan 21 vast
gesteld werden door bakteriologisch of serologisch onderzoek;
terwijl bij 5 het laboratoriumonderzoek geen resultaten ople
verde of het daartoe niet kwam. In drie gevallen waren de in-
fektiebronnen vrijwel zeker naaste familieleden, bij wie typhus-
bacillen in de faeces konden worden aangetoond. Bij twee
anderen konden de bacillendragers niet worden ontdekt, maar
kon met waarschijnlijkheid de bron vermoed worden. Drie zee
lieden, afkomstig van hetzelfde schip van een Stoomvaartmaat
schappij te Amsterdam werden ongeveer gelijktijdig ziek na
een reis in de Middellandsche zee. Van de overige patiënten kon
geen besmettingsbron worden gevonden. Van de meesten moet
worden aangenomen, dat zij binnen de Gemeente besmet ge
worden zijn.
Door paratyphus typheuse vorm werden 7 patiënten aan
getast. Een patiënt werd in het buitenland besmet (Parijs). Van
twee patiënten kon worden vastgesteld, dat de een geregeld en
de ander van tijd tot tijd rauw vleesch at.
Aan den gastro-enteritischen vorm van paratyphus leden 24
patiënten, welke gevallen van twee besmettingsbronnen afkom
stig waren. Twintig werden nl. besmet door pudding, bereid uit
duiveneieren. In de pudding zelf en bij meerdere patiënten kon
de diagnose bakteriologisch worden bevestigd. De vier andere
patiënten vormen te zamen één groep, die vermoedelijk door een
sla-schoteltje is geïnfecteerd. Hierbij was niet de B. Para-
typhosus B in het spel maar de B. Paratyph. Gaerner, welke
gevonden werd in de faeces van een der patiënten.
In onze gemeente werd nog een viertal personen ziek na het
eten van worst uit Erica, waarover nogal wat te doen was. Van
de overgebleven worst werden in het Laboratorium van het
Gemeenteziekenhuis muizen gevoerd, bij welke daarna Gaertner
bac. werden aangetroffen. In de faeces der patiënten werden
daarentegen geen verdachte bac. gevonden.
Overleden aan typhus of paratyphus zijn 4 personen, d.i. 7
De epidemie van roodvonk kan als afgeloopen worden be
schouwd. Slechts 344 patiënten tegen 602 in 1930 werden bij ons
bekend. Geen der patiënten is overleden. Onder de roodvonk-
lijders waren 5 return cases. Vermelding verdient, dat één Indo-
Europeesch kind met roodvonk werd gemeld, hetwelk bijna als
een unicum moet worden aangemerkt. Een zevental had voor de
tweede maal roodvonk. De tijd varieerende tusschen beide rood-
vonkaangiften was resp. 7 maanden, 11 maanden, 2 jaar, 2 jaar,
3 jaar, 3 jaar en 6 jaar. Van 19 kinderen werd gemeld, dat ze
tevoren tegen roodvonk (en diphtherie) waren ingeënt; 1 kreeg
38 VERSLAG VAN DEN GEM. GENEESKUNDIGEN EN GEZONDHEIDSDIENST.