L
18
Poliomyelitis
Meningitis cere-
brospinalis
epidemica.
Andere, niet bjj
de Wet ge
noemde, be-
smettelijke
ziekten.
De Vereeniging tot bevordering der Koepokinenting heeft
daarnaast 799 personen geïmmuniseerd, o.m. op 14 Katholieke
scholen, een kinderbewaarplaats en twee kindertehuizen.
Drie gevallen van meningitis cerebrospinalis epidemica
werden ons bekend. De gevallen stonden, voor zoover kon wor
den nagegaan, niet onmiddellijk met elkaar in verband. Dit
geldt eveneens voor de twee gevallen van encephalitis lethar-
gica.
Zeven gevallen van poliomyelitis anterior acuta werden offi-
anterior acuta, cieel aangegeven. Door de schoolartsen werden echter bij eenige
kinderen lichte verlammingen waargenomen, welke vermoe
delijk toegeschreven moeten worden aan doorstane poliomyelitis.
Bij navraag bleek, dat die kinderen tevoren meer of minder
onwel waren geweest, meestal in zeer geringen graad.
Meer en meer werd de afdeeling Volksgezondheid betrokken
bij de wering, resp. bestrijding van ziekten, welke op besmetting
berusten, maar die niet in de Besmettelijke Ziektenwet als zoo
danig zijn genoemd.
Zoo bleken in de eerste helft van het jaar op eenige scholen
leerlingen en ook eenigen van het onderwijzend personeel aan
getast door een ziekte, waarbij koorts en geelzucht de meest op
den voorgrond tredende verschijnselen waren, welke aan icterus
infectiosus deden denken. Blijkbaar stonden de gevallen onmid
dellijk met elkaar in verband. Pogingen, de oorzaak van deze
besmettelijke ziekte te weten te komen, mislukten. Overigens
was het lijden in bijna alle gevallen onschuldig.
Ook werd de afdeeling opmerkzaam gemaakt op het bij
eenige families in een hofje voorkomen van meerdere gevallen
van heftige angina, gevolgd door een haemorrhagische nephritis.
In de tonsillair uitstrijksels konden haemolytische streptokok-
ken worden waargenomen. Het verloop dezer infektie was ge
heel anders dan wij van verkapt roodvonk gewend zijn te zien.
Voorts bleken in een onzer groote kraaminrichtingen bij de
pasgeborenen gevallen van een huidziekte voor te komen, welke
door de artsen verschillend geduid werden, door den een als
Pemphigus neonatorum, door den ander als Impetigo conta
giosa. Dit lijden, dat bij verreweg de meesten een onschuldig
verloop had, breidde zich bij 2 pasgeborenen echter op zoodanige
wijze uit, dat de kleintjes overleden.
Door uitgebreide maatregelen van ontsmetting en de aller-
zorgzaamste kontröle op het verplegend personeel, mocht het
ten slotte gelukken een einde aan de epidemie te maken.
Vermoedelijk staat elke kraaminrichting op haar tijd aan
besmetting met het virus bloot, dat nauw verwant, zoo niet
38 VERSLAG VAN DEN GEM. GENEESKUNDIGEN EN GEZONDHEIDSDIENST.