Byiage 46 INLEIDING. I. PERSONEEL. Zooals het in de laatste jaren gebruikelijk was, beperkt mijn verslag zich tot korte vermeldingen. Voor uitvoerige besprekin gen van onze voornaamste aanwinsten en andere onderwerpen van bijzondere beteekenis, kan ik naar de door mijn Dienst uitgegeven „Mededeelingen” verwijzen. Daar ik in mijn verslag over 1931 reeds wees op den grooten invloed, welke de daadwerkelijke uitvoering van den Museum- bouw heeft, zoowel op de regeling mijner eigen werkzaamheden, als op de algemeene gestie bij het beheer der verzamelingen, behoef ik slechts daarheen te verwijzen; de toestand heeft zich begrijpelijkerwijze niet gewijzigd. Met erkentelijkheid maak ik melding van den volontairen Volontairs, arbeid van Mej. D. M. E. Hooykaas, Mej. E. Kastner en Jonkvr. H. de Geer, die in verschillende afdeelingen van den Dienst nuttig werk verrichtten. Met leedwezen zagen wij de beide laatstgenoemden vertrekken, daar andere werkzaamheden haar elders riepen. In de plaats van Mej. Kastner kwam aan het einde van het jaar Mej. Mr. E. Werker ons te hulp, waardoor de werk zaamheid aan de bibliotheek kon worden voortgezet. De proef met de jongedames, die als rondleidsters werden Rondleidsters. aangesteld, blijft aan de verwachtingen voldoen; in den loop van het jaar nam een der aangestelden om gezondheidsredenen ontslag, zij kon echter op gelukkige wijze worden vervangen. Op de tijden, dat deze dames niet door rondleidingen in beslag worden genomen, verrichten zij andere werkzaamheden ten bate der verzamelingen. VERSLAG van den Directeur van den Dienst voor Kunsten en Wetenschappen van ’s-Gravenhage over 1932.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1932 | | pagina 1106