12 20 Bij de bestudeering van Uw voorstel bleek, dat de strekking van het wijzigingsplan is, op eenige in het uitbreidingsplan vallende gronden de mogelijkheid te openen huizen met vier woningen boven elkaar te bouwen. Uwe meening, als zou uit ons schrijven van den 17den April 1931, no. 4977, te lezen zijn, dat onze Commissie niet afwijzend zou staan tegenover bouw van vier woonlagen boven elkaar, onder voorbehoud, dat de noodige eisehen worden gesteld, onderschrijven wij niet geheel. In de binnenstad worden hooge gebouwen onvermijdelijk. Daar deze echter in den regel geen woningen zullen bevatten, hebben wij in ons opgemeld schrijven tegen hoogeren bouw in het stadscentrum geen bezwaren gemaakt. Thans wordt echter voorgesteld bouw van vier woonlagen cember ten fine van advies werd ontvangen. Dit voorstel ging vergezeld van een tweetal verordeningen, onderscheidenlijk houdende bebouwingsvoorschriften, als bedoeld in art. 39 der Woningwet, en bijzondere eisehen, waaraan de bouw op grond van art. 1, jto art. 3, lid 1, der Woningwet zou moeten voldoen. Burgemeester en Wethouders wenschten onder het stellen van de noodige waarborgen de mogelijkheid te openen om aan eenige in het plan gelegen breede wegen huizen met vier woningen boven elkaar te bouwen. Het College schreef o.a. van oordeel te zijn, dat deze bouw niet tot bepaalde stadsgedeelten moet -worden beperkt, maar toegelaten dient te worden aan hoofdverkeers wegen, waaraan diepe bouwblokken liggen. De Sub-commissie, in wier handen het voorstel was gesteld, bracht op de December-vergadering praeadvies erover uit. Den 17den December is aan Burgemeester en Wethouders het vol gende geschreven: „Bij schrijven van 6 December j.l. deed Uw College ons voor advies toekomen een voorstel tot herziening van het uit breidingsplan „Meerweg”, waaraan toegevoegd waren een tweetal verordeningen, bebouwingsvoorschriften en bijzondere voorschriften voor de bebouwing van de in het plan vallende terreinen inhoudend. Wat de herziening van het uitbreidingsplan zelf betreft, zij het ons vergund de opmerking te maken, dat bij het gemis van een teekening, aangevende het plan, zooals dit door den Gemeenteraad op 13 October 1930 werd vastgesteld, een ver gelijking met dit oorspronkelijk plan niet mogelijk was. Wij hebben daarom het thans voorgelegde plan als op zichzelf staande beoordeeld. Evenwel zal het ons aangenaam zijn in de toekomst bij voorstellen tot wijziging van vastgestelde uit breidingsplannen de teekeningen, die deel uitmaken van de nog van kracht zijnde plannen, te mogen ontvangen. VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1932 | | pagina 255