12 34 hen echter niet van de noodzakelijkheid kunnen overtuigen om stappen te doen als door de Commissie werden bedoeld. Het College bleef van oordeel, dat met toepassing van art. 44 der bestaande Bouw- en Woon verordening een voldoende toezicht op de houders van duiventillen kan worden uitgeoefend. Een lid der Commissie sprak zijn afkeuring uit over het feit, dat aan eindpunten van trams, waar geen wachthuisje staat, aan de passagiers verboden wordt plaats te nemen in tram wagens, die nog gerangeerd moeten worden. Aan de Directie der N.V. „Gemengd Bedrijf, Haagsche Tramwegmaatschappij” heeft de Commissie het verzoek gedaan, of hierin geen veran dering kon worden gebracht. Nadat eerst geantwoord was, dat het verbod, dat zijn oorzaak vond in vrees voor ongelukken bij het rangeeren, gehandhaafd diende te blijven, heeft de Directie later doen weten, dat aan het trampersoneel een dienstorder werd uitgevaardigd, waarbij het gemachtigd werd bij hevigen regenval en andere slechte weersomstandigheden afwijking van den regel toe te laten. Vernomen hebbende, dat de hygiënische toestanden in enkele kindertehuizen te wenschen overlieten, had de Commissie reeds in 1931 besloten, om een onderzoek in kindertehuizen en -bewaar plaatsen in te stellen. Dat onderzoek was op het eind van het jaar nog niet afgeloopen. Tenslotte worde er hier nog melding van gemaakt, dat Burgemeester en Wethouders bij schrijven van 27 December advies vroegen over een voorstel tot wijziging der Algemeene Politieverordening. Die herziening betrof o.a. eenige artikelen, die op het gebied der volksgezondheid treden. Dit advies kon in het afgeloopen jaar niet meer worden uitgebracht. VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1932 | | pagina 269