11
6
Toezicht slagers
winkels en
straatsurveil-
lance.
voor den dienst, doch een tweede voordeel daarvan is, dat op
den dag met veel minder kunstlicht kan worden gewerkt.
IV. KEURINGSDIENST EN TOEPASSING DER
VLEESCHKEURINGSWET.
Het verslagjaar heeft zich gekenmerkt door een sterk ver
hoogden prikkel tot ontduiken der bepalingen van de Vleesch-
keuringswet. Eenerzijds betrof dit het niet onderwerpen van
vleesch aan het onderzoek, bedoeld in Art. 8 der Vleeschkeu-
ringswet(keuring bij invoer in een andere gemeente dan waar
het vleesch de eerste keuring ondergaan heeft) en anderzijds
door een toeneming van het frauduleuse slachtbedrijf. Vooral
in de buitengemeenten van den Keuringskring ’s-Gravenhage
(de gemeenten Rijswijk, Voorburg, Stomp wijk en Veur) ge
schiedde dit laatste en we] meer speciaal in de gemeente Stomp-
wijk, waar enkele bekende overtreders der Vleeschkeuringswet
gevestigd zijn. Meermalen hebben hier belangrijke aanhoudin
gen plaats gehad, waarbij vooral dank verschuldigd is aan de
Koninklijke Marechaussee, die ten allen tijde bereid was hare
medewerking bij het opsporen van overtredingen te verleenen.
Oorzaak dezer vermeerderde Vleeschkeuringswetovertredingen
mag voor een groot deel wel gezocht worden in de verschillende
heffingen, welke door de crisiswetten gelegd zijn op rund-,
kalfs- en varkensvleesch, waardoor de smokkelhandel in deze
artikelen aardig voordeel op kan leveren. Echter blijft dit
groote gevaren voor het publiek opleveren, daar niet alleen
vleesch van gezonde maar in zeer veel gevallen ook van zieke
dieren frauduleus in omloop gebracht werd. Intensief toezicht
en verhoogde waakzaamheid worden van onzen dienst in deze
tijden dus ten zeerste geëischt. Waar de kantonrechter echter
in enkele gevallen zware straffen heeft opgelegd, mag gehoopt
worden, dat dit een goede preventieve werking zal hebben.
In de gemeente ’s-Gravenhage werden in 1933 14361 winkel
bezoeken afgelegd. Bij deze winkelcontróle en de straatsurveil-
lance werd in beslag genomen 4868 kg vleesch, 383 kg vet,
418!6 kg slachtafval en 19,3 kg vleeschwaren. Hoofdzakelijk
betrof dit vleesch, hetwelk niet was onderworpen geweest aan
het onderzoek, bedoeld in Art. 8 der Vleeschkeuringswet.
Het aantal slagerijen bedroeg op 31 Dec. 1933 591 (vorig jaar
575), terwijl verder het aantal inrichtingen tot het bereiden van
vleeschwaren of worst 17 was. Bovendien werd nog door een
36-tal personen de detailhandel van vleesch uitgeoefend zonder
dat zij een eigen inrichting hadden.
VERSLAG VAN HET OPENBAAR SLACHTHUIS.