26 Twee motorloggers en 6 motortrawlers bleven het geheele jaar in de trawlvaart. Na het beëindigen der haringvisscherij vertrokken vóór ultimo December nog 6 motorloggers ter trawlvisscherij, waar van er een vóór het einde van het jaar nog één reis op IJmuiden deed. Het groot aantal reizen, dat de Scheveningsehe motorloggers op HJmuiden maakte, hield verband met de staking van de IJmuider zeelieden. Een Scheveningsehe motorlogger en 7 motortrawlers deden hun reizen uitsluitend op de Scheveningsehe haven en 3 motor loggers uitsluitend op IJmuiden. Bij Koninklijk Besluit van 8 December 1933 werd bepaald, dat alle versehe, gekoelde of bevroren zeevisch, met uitzon dering van haring, ingevoerd door andere landen, gedurende een tijdvak van 12 maanden, aanvangende 1 December 1933 en eindigende 30 November 1934, wordt gecontingenteerd. Tevens werd daarbij vastgelegd, dat de aanvoer van die visch door vreemde visschersvaartuigen alleen te IJmuiden mocht geschie den. Eventueel te Scheveningen binnenkomende vreemde vaar tuigen moesten dus voor den verkoop van visch naar IJmuiden worden verwezen. De kustvisscherij werd uitgeoefend door motorschokkers, Kustvisscherij. garnalenbooten en vletten, terwijl evenals in voorgaande jaren kustvaartuigen uit andere plaatsen, voornamelijk uit Urk, hier hun visch aanbrachten. De eenige in de haven liggende Scheve- ningsche zeilsehokker heeft in 1933 niet gevischt. Evenals in 1932 waren de besommingen van de motorschok kers gedurende het verslagjaar gering. Als gevolg van beperkten uitvoer van versehe visch waren de prijzen ook in 1933 gedrukt. In verband met de omstandigheid, dat ook voor dit jaar een Haringvisscherij. beperking van de haringvisscherij noodig was, werd door het Hoofdbestuur van de reedersvereeniging voor de Nederlandsche haringvisscherij, in overleg met de besturen der plaatselijke reedersvereenigingen, bepaald, dat vóór 6 Juni geen vaartuig met de volle vleet naar zee zou gaan. Vóór dien datum mocht een vierdedeel der vloot met een vleet van ten hoogste 6000 Engelsche voet speerreeplengte de haringvisscherij uitoefenen, terwijl op 9 Mei kon worden uitge varen. 6 Juni kon het tweede vierdedeel, drie weken later het derde vierdedeel en een week daarna het laatste vierdedeel der vloot met de volle vleet naar zee gaan. Voor zoover bekend is, hebben de meeste reeders zich aan deze bepalingen gehouden. Ten einde den aanvoer van haring nog meer te beperken werd VERSLAG GEM. DIENST VAN HAVEN- EN MARKTWEZEN.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1933 | | pagina 537