18 9 137 woningen de huren verlaagd met f 0,10 a f 0,50 per week (gemiddeld met f 0,30 per week). De totale huurverlaging be droeg f 83,40 per week of f 4.348,71 per jaar. Deze verlaging heeft niet in voldoende mate bijgedragen tot een vlotte ver huring. Beperkte het leegstaan zich aanvankelijk tot de tweede étages, geleidelijk werd ook het aantal reflectanten voor andere woningen geringer. Het aantal leegstaande woningen steeg over de geheele linie geleidelijk van 146 op 31 Januari tot 441 op 31 December. De oorzaak hiervan was tweeledig. In de eerste plaats het ruime aanbod van grootere, relatief niet dure, modern ingerichte nieuwe woningen. Een deel van onze beste huurders vertrok naar deze woningen (eigenlijk kleine middenstands- woningen), ook al was in vele gevallen de huur voor hen te zwaar. In de tweede plaats de loons- en steunverlaging, waar door een deel der bewoners de geldende huren niet meer kon betalen en naar een goedkoopere woning verhuisde. In den loop van het jaar werd het duidelijk, dat een aanmer kelijke huurverlaging in verband met de gewijzigde economische omstandigheden onvermijdelijk zou zijn. In de circulaire van den Minister voor Sociale Zaken d.d. 29 Mei 1934 werd aan de Gemeentebesturen medegedeeld, dat de rentevoet der Rijksvoorschotten werd verlaagd tot 4 en werden deze Colleges uitgenoodigd uitgewerkte en gemotiveerde voorstellen bij den Directeur-Generaal der Volksgezondheid in te dienen. Bij de uitwerking der voorstellen, waarmede al spoedig na ontvangst der circulaire werd aangevangen, werd op tal van moeilijkheden gestuit. Behalve de met Rijksvoorschot gebouwde woningen (groep A) zijn er belangrijke complexen Gemeentewoningen, welke door de Gemeente zelve gefinancierd zijn (hetzij direct bij den bouw, hetzij later, omdat het Rijks voorschot in verband met den hoogen rentevoet door de Ge meente werd afgelost). Een gedeelte dezer woningen wordt ge ëxploiteerd met bijdrage uit ’s Rijks kas (groep B), een gedeelte zonder zoodanige bijdrage (groep C). De laatstbedoelde twee groepen bevatten geheel overeenkomstige woningen als groep A. Het was dus niet wel mogelijk om de woningen van groep A in huur te verlagen en de beide andere niet. Ingevolge besluit van Burgemeester en Wethouders werd de rentevoet voor de groepen B en C teruggebracht tot 4% De hierdoor vrijko mende bedragen waren evenwel niet voldoende voor een huur verlaging evenredig aan die van groep A. Door de Rijksautori- teiten werd bezwaar gemaakt tegen een vermenging van de resultaten der met en zonder Rijksvoorschot gebouwde wonin- VERSLAG VAN DE STICHTING CENTRAAL WONINGBEHEER.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1934 | | pagina 407