23
11
verordening.
’s-Gravenhage, 30 Maart 1935.
Politieveror
dening.
De Directeur van het Gemeentelijk
Bouw- en Woningtoezicht,
G. A. MEIJER.
Onder de inrichtingen, vernield onder IV, zijn 82 inrichtingen
voor ondergrondsche bewaring van benzine.
Ingekomen zijn 196 klachten, gedeeltelijk geen hinderwets-
inrichtingen betreffende. Hiervan waren er ongegrond en niet
voor bemoeiing vatbaar 61; in de overige gevallen werden de
vereischte voorzieningen getroffen.
Krachtens artikel 1 van de bij Raadsbesluit van 17 April 1934 Eleetromotoren-
vastgestelde Electromotorenverordening, in werking getreden verordening.
9 Mei 1934, werden verleend:
2 vergunningen voor drukkerijen;
2 vergunningen voor houtbewerkingsinrichtingen;
1 vergunning voor een koelinrichting;
2 vergunningen voor wasch- en strijkinrichtingen
21 vergunningen voor schoenmakerijen.
Het Gemeentebestuur heeft op grond van de Algemeene Algemeene
Politieverordening de volgende vergunningen verleend:
556 voor het hebben van automobielstaanplaatsen, als be
doeld in artikel 243;
35 voor het hebben van opslagplaatsen van brandstoffen, als
bedoeld in artikel 245a, waaronder 22 als termijnverlenging;
4 voor poelierderijen op grond van artikel 210a;
633 voor het aanbrengen van lichtbakken, reclameborden,
zonneschermen en dergelijke voorwerpen op grond van de
artikelen 1 en 116.
VERSLAG BOUW- EN WONINGTOEZICHT.