L
Bijlage 1
VERSLAG van het Gemeentelijk Scheidsgerecht
over het jaar 1935.
Bij den aanvang van liet jaar 1935 was het Gemeentelijk Samenstelling.
Scheidsgerecht samengesteld als volgt: Mr. Dr. J. Plantenga, lid-
voorzitter, Mr. Dr. J. H. R. Sinninghe Damsté, plaatsvervangend-
lid-voorzitter, beiden benoemd door den Gemeenteraad; Jhr. Mr.
E. C. U. van Doorn, Jhr. Ir. J. Röell, leden, Mr. F. J. de Jong,
Ir. J. Lely, Ir. J. D. Tours en C. J. P. Zaalberg, plaatsvervan
gende leden, gekozen door de hoofden van de takken van Ge
meentedienst; B. Coltof, Th. B. V. Dill, leden, C. P. Damme,
Jos. A. van Seggelen en L. Vermeulen, plaatsvervangende leden,
gekozen door de vakvereenigingen van ambtenaren en werk
lieden, die recht hebben op vertegenwoordiging in de Centrale
Commissie van Overleg.
De heer C. P. Damme trad in den loop van het verslagjaar
af als plaatsvervangend lid in verband met zijn verkiezing tot
lid van den Gemeenteraad, welke functie niet met die van lid
of plaatsvervangend lid van het Scheidsgerecht vereenigbaar is.
Het secretariaat bleef berusten bij den heer J. van Wijk,
referendaris B, Chef der afdeeling Sociale Zaken der Gemeente
secretarie. Plaatsvervangend secretaris waren de heeren Mr. Dr.
J. H. Labberton, Mr. J. Kunst en L. van der Wulp.
In het jaar 1935 werden in totaal 5 vergaderingen gehouden. Werkzaamheden.
Behandeld werden 9 beroepen, terwijl in 1 geval advies werd
uitgebracht, nadat dit op grond van de bestaande voorschriften
door Burgemeester en Wethouders was gevraagd.
Een tweede verzoek om advies (in zake een dienstbode bij de
Gemeenteziekenhuizen, aan wie het voornemen te kennen was
gegeven, haar wegens ongeschiktheid te ontslaan op grond van
onduldbare persoonlijke eigenschappen) trokken Burgemeester
en Wethouders in, nog voordat het Scheidsgerecht aan dit geval
een zitting gewijd had; appellante had intussohen ineen ontslag
op grond van lichamelijke ongeschiktheid berust.
In het in bijlage I onder no. 4 vermelde geval vernietigde het
Scheidsgerecht de door Burgemeester en Wethouders opgelegde
straf van niet-eervol ontslag, omdat het Scheidsgerecht het be
wijs van het ten laste gelegde niet geleverd achtte. Burgemees
ter en Wethouders hebben zich bij deze uitspraak neergelegd.