13
3
III. TOESTAND DER WERKEN.
Watervang.
a.
uit diepere
lagen.
De neerslag aan het Pompstation bedroeg gedurende het Regenval,
verslagjaar 902 mm en was derhalve aanmerkelijk grooter dan
in 1934, met slechts 599 mm. Het gemiddelde der in de laatste
29 jaren te zelfder plaatse gemeten regenhoeveelheden is
736 mm, zoodat de neerslag in 1935 dit gemiddelde met bijna
23 overtrof.
De droogste maand was Juli met 19 mm, de natste maand
Juni met 139 mm; het maximum binnen een etmaal was dit jaar
36 mm op 11 Juni.
Van het totaal in 1935 viel in de achtereenvolgende kalender
kwartalen 14,6 27,8 29,7 en 27,9 (vorig jaar 18,9
20 22,7 en 38,4
Volgens de waarnemingen, gedaan in de daarvoor in aan- Grondwater-
merking komende peilputten, was het gemiddelde der grond- standen,
waterstanden op 1 Januari 1936 56,2 cm hooger dan een jaar te
voren (in 1934 werd een stijging gemeten van 3,1 cm).
Van de groep bronnen, in den „Bierlap” geprojecteerd, Waterwinning
kwamen in October de laatste acht stuks gereed, nadat voor een
zestal hiervan het restant van de daartoe noodige ontgraving
gedurende Juli en Augustus met een zandverzet van rond
5.100 m3 in eigen beheer was uitgevoerd geworden.
Voor de bemalingsinriehting van dit deel van den watervang
werd de vereischte Hinderwetsvergunning verleend; de desbe
treffende bouw kwam grootendeels gereed. Eenig voordeel werd
uit deze bronnen reeds verkregen door middel eener hevel-
installatie.
Overigens werd de in den „Kijfhoek” voorgenomen ontgra
ving voltooid en een hoeveelheid van rond 29.000 m3 zand door
autotractie vandaar stadwaarts gebracht, waarmede het zand-
vervoer voor bestratingsdoeleinden geëindigd is.
De pompinstallatie ten oosten van den Pompstationsweg,
nabij de spoorbaan, was in bedrijf van 29 Mei tot 28 September
(vorig verslagjaar van 2 Juni tot 1 October).
Het onderzoek op chloor, in watermonsters ontleend aan Chlooronder.
152 draineerputten van de westelijke hoofdader, de verlengde zoek,
hoofdader en de spranken H en I, werd gedurende het verslag
jaar twee malen ingesteld. De uitkomsten daarvan waren over
het algemeen niet gunstiger dan in 1934. Het blijft derhalve
noodzakelijk, dat aan de gedeelten van de dichtst bij zee gelegen
draineerwerken slechts weinig water onttrokken wordt.
VERSLAG DEB DUINWATERLEIDING.