40
7
voor de Landelijke Vereeniging tot onderlinge verzekering tegen
de nadeelige gevolgen van werkloosheid en ziekte.
Voor zoover de werkgelegenheid het toeliet, werd in 1935 Werkverschaf-
voortgegaan met valide werkloozen arbeid te doen verrichten fing.
voor het bedrag, dat zij aan steun ontvingen, vermeerderd met
een bijslag van 10 Ter vaststelling van het aantal uren, dat
voor den steun moest worden gewerkt werd de in 1934 vast
gestelde vergoeding van 45 cent per uur gehandhaafd. In de
in deze werkverschaffing uitbetaalde loonen werd, evenals in de
kosten voor de gewone steunverleening, een bijdrage van 52,6
verleend uit het Werkloosheidssubsidiefonds. Deze bijdrage be
trof, in tegenstelling met vorige jaren, alle tewerkgestelden.
Voor andere werkverschaffingen, in het bijzonder voor die
aan hoofdarbeiders en voor die aan schoenmakers, golden ge
wijzigde loonregelingen.
Daarenboven werd in den loop van 1935 voor tuinbouw
arbeiders een bijzondere werkverschaffing geopend. Hierbij werd
aan nieuw aangestelde werknemers een bijslag toegekend ten
bedrage van Va van het nettoloon, d.w.z. het loon na aftrek van
de kosten van sociale verzekering. Deze bijslag werd door het
Werkloosheidssubsidiefonds en de Gemeente ieder voor de helft
gedragen.
Een overzicht van de werkverschaffing volgt op blz. 14 en 15
van dit verslag.
Van het door den Gemeenteraad in zijn vergadering van 15 Emigratie.
Februari 1924 (Verz. 54) ten behoeve van emigratie beschikbaar
gestelde bedrag van f 60.000,tot verstrekking van rentelooze
voorschotten, werd in 1935 f 3.144,45 besteed voor 22 personen
(waaronder 6 kinderen); van de volwassenen emigreerden 8 naar
Ned. Oost-Indië, 1 naar Britsch-Indië, 4 naar Palestina, 2 naar
Zuid-Afrika en 1 naar Hongarije.
In het begin van 1935 vestigde de Nederlandsche Zuid-Afri-
kaansche Vereeniging de aandacht op de groote bedrijvigheid
in de bouwvakken in de Unie van Zuid-Afrika en op de moge
lijkheid van emigratie van bouwvakarbeiders naar dat land.
Deze emigratie stuitte voor velen op moeilijkheden, aangezien
reiskosten en landingsgeld niet verstrekt mochten worden door
overheids- of liefdadigheidsinstellingen, terwijl de achterblij
vende gezinsleden niet ten laste der Overheid mochten komen.
Bovendien gold als eisch, dat een waarborgsom gesteld moest
worden van 100 Z.A. (ongeveer f 725,ten behoeve van voor
noemde vereeniging voor verhaal van kosten, schaden of interes
sen, die zij zou maken of lijden, ingeval de Regeering van de
Unie van Zuid-Afrika zou bepalen, dat de emigrant binnen twee
VERSLAG WERKLOOSHEIDSVERZEKERING ENZ.