44
35
vrouwen te
(Staat III.)
In 1934/’35 is het aantal leerlingen, dat een diploma behaalde,
in pCt. van het aantal, dat examen deed, slechts met één uit
zondering belangrijk gestegen. Voor de mannen zijn de per
centages hooger dan ooit te voren.
De percentages voor de mannen en vrouwen te zamen
hebben in 1934/1935 slechts weinig verandering ondergaan; het
deel der leerlingen, dat geen onderwijs meer genoot, blijft aan
den hoogen kant.
VERSLAG VOORTGEZET ONDERWIJS.
a.
33,1
Praktijkcursus.
Gem. 1926/’27 t./m. 1930/’31
1931/1932
1932/1933
1933/1934
1934/1935
Vr.
67,6
72,3
81,4
80,4
85,9
Vr.
63,-
83,8
76,4
80,3
82,5
M.
80,7
96,7
89,1
90,7
98,-
Vr.
90,-
87,3
96,-
90,9
87,5
Avondcursus.
M.
71,4
76,4
79,6
72,4
83,9
Aantal leerlingen, dat een diploma behaalde, in pCt. van het
aantal, dat examen deed.
MacbineschrlJ ven,
Dagcursus.
M.
55,5
86,5
80,-
61,5
88,9
Vr.
b. c.
31,5 20,1 48,4
56.4 10,6 33,-
40.5 10,7 48,8
33.6 14,2 52,2
9,7 57,2
Aantal leerlingen, in pCt. van het totaal aantal, dat
a. nog dagonderwijs genoot,
avondonderwijs genoot.
c. geen onderwijs meer genoot.
M.
o. c.
Gem. 1926/’27 t./m. 1930/’31 39,2 24,- 36,8
1931/1932 51,2 10,- 38,8
1932/1933 45,7 15,5 38,8
1933/1934 44,4 14,- 41,6
1934/1935 50,2 12,4 37,4
Totaal
a. b. c.
35.8 21,9 42,3
53.8 10,3 35,9
43.2 13,2 43,6
39.3 14,1 46,6
42.4 11,2 46,4