BJjlage 47
VERSLAG van den Dienst voor Kunsten en Weten
schappen van ’s-Gravenhage over 1935.
Dit jaar kan ik mij niet zoo beperken als vorige jaren, Inleiding,
omdat de vele en velerlei beslommeringen, welke de inrichting
en ingebruikneming van het nieuwe Museumgebouw met zich
brachten, de uitgave van onze „Mededeelingen” hebben verhin
derd. Bovendien dwingt ook deze ingebruikneming zelve mij
tot meer uitvoerigheid.
Reeds bij het begin van het jaar werd in verband met de Sterkte van het
inrichtingswerkzaamheden het aantal rondleidsters vergroot, personeel,
opdat zij zich geleidelijk in de verzamelingen zouden kunnen
inwerken; gaandeweg werd het op 6 gebracht; als regel zijn er
twee gedetacheerd bij de afdeeling Oude Kunstnijverheid, twee
bij de afdeeling Moderne Kunst, één bij de Haagsche Historische
afdeeling en één bij de Muziekhistorische.
Ook het aantal bedienden en zaalwachters moest worden
uitgebreid, een tweede amanuensis en een machinist aangeno
men, een tweetal jongmaatjes aangesteld, terwijl het admini
stratief personeel met een kantoorbediende werd vermeerderd.
Uit het reeds aanwezig personeel kon een concierge worden
gekozen en een proefaanstelling plaats hebben van een bureau
list en een portier.
De tijdelijke aanstelling van drie wetenschappelijke assis
tenten in verband met verhuizing en inrichting werd na afloop
van het jaar voor twee van hen gehandhaafd.
Het personeel bestond (op 1 Januari 1936) uit de volgende
ambtenaren
het
A. Gemeentemuseum, Stadhouderslaan: 1 Directeur, tevens belast met de
afdeelingen Haagsche Geschiedenis, Moderne Kunstnijverheid en
Museum Bredius.
Wetenschappelijk personeel: 1 hoofdconservrtor, belast met de afd. Oude
Kunstnijverheid: 1 wetenschappelijk assistent aan dezelfde afdeeling; 1 con
servator 1ste klasse, belast met de afdeelingen Moderne Kunst, het Prenten-