15 betrekking tot het Gemeente- personeel. (O. W.) Mr. W. F. K. Cost Budde; Sociale Zaken (S. Z.) J. van Wijk; Stadsuitbreiding en Bouwtoezicht (S. en B.) Mr. M. van der Feen; Statistisch Bureau (S. B.) Mr. P. Loosjes. Het personeel der Politie was op 1 Januari 1937 aldus samen- Personeel der gesteld: Politie. a. actieve politiedienst: 1 hoofdcommissaris, 4 commissaris sen, 11 hoofdinspecteurs, 28 inspecteurs le klasse, 21 inspecteurs 2e klasse, 27 inspecteurs 3e klasse, 3 adjunct-inspecteurs, 7 ambte naren toekomstig inspecteur van politie, 65 brigadiers, 1092 agenten (waaronder 1 vrouwelijke) en 18 adspirant-agenten; b. administratieve politiedienst: 2 hoofdcommiezen, 1 bu reauchef A, 8 administratieve ambtenaren B, 3 administra tieve ambtenaren A, 9 ambtenaren, 6 kantoorbedienden en 14 telefonisten; c. parkbewakingsdienst: 5 parkbewakers. De Justitieele Politiedienst werd uitgeoefend door 4 hoofd inspecteurs, 24 inspecteurs, 8 brigadiers en 168 agenten (w.o. 2 belast met transporten). Onder den hoofdcommissaris waren op 1 Januari 1937 bij de afdeeling Brandweer werkzaam: 4 inspecteurs, 22 brigadiers en 44 agenten. De Commissie van Advies, welke tot taak heeft den Burge meester en den hoofdcommissaris van Politie voor te lichten en raad te geven bij het doen van voordrachten of het nemen van besluiten tot het opleggen van straffen van eenig belang ten aanzien van politie-ambtenaren, behandelde 7 zaken, waarbij betrokken waren 13 agenten. Voor bijzondere plichtsbetrachting enz. werden aan personeel der Politie belooningen toegekend tot een bedrag van f 3.978,33. De volgende besluiten werden door den Raad ten aanzien Besluiten met van het Gemeentepersoneel genomen: wijziging van art. 32 van het Werkliedenreglement 1911 (datum van ingang periodieke verhoogingen) (30 Maart); wijziging van de artt. 31 en 32 van het Werkliedenreglement 1911 (herziening der loonen) i. v. m. aanmaning op grond van art. 126 der Ambtenarenwet 1929 om tot verlaging dier loonen over te gaan (22 Juni); vaststelling van een Verordening tot het verleenen van een tijdelijke uitkeering aan gemeentepersoneel, dat door den Ge meentelijken Geneeskundigen en Gezondheidsdienst ongeschikt wordt geacht voor de verdere waarneming van zijn betrekking, doch door den Pensioenraad of den Centralen Raad van Beroep daartoe niet of slechts tijdelijk ongeschikt verklaard wordt (13 Juli); vaststelling van een Verordening tot aanvulling van art. 20 der Positieregeling Politiepersoneel I met een bepaling betref-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1936 | | pagina 19