13
3
standen.
uit diepere
lagen.
dat gemiddelde, kenmerkte zich, vooral wat het tweede kwar
taal betreft, door een betrekkelijk geringen neerslag. Van het
totaal over 1936 viel in de achtereenvolgende kwartalen 22,9,
14,9, 31,2 en 31,0 (vorig verslagjaar, met 902 mm, 14,6, 27,8,
29,7 en 27,9 De droogste maand was Maart, met 13,5 mm, de
natste Juli, met 98,7 mm.
Volgens de waarnemingen, gedaan in 68 daarvoor in aan- Grondwater-
merking komende peilputten (dezelfde als in het vorige jaar
verslag bedoeld), was het gemiddelde der grondwaterstanden
omstreeks 1 Januari 1937 6,5 cm lager dan een jaar te voren
(voor 1935, een betrekkelijk nat jaar, volgende op de betrekkelijk
droge jaren 1933 en 1934, werd, op een overeenkomstigen grond
slag, een stijging van 56,2 cm berekend).
De gelegenheid, om ook landwaarts van den Bierlap waar
nemingen te doen, werd verkregen door het tot stand brengen
van een 15-tal peilputten in de duinperceelen, welke in 1934
onder Wassenaar waren aangekocht. Hiervan heeft een 4-tal
slechts filters boven D.P.
Van het geheel der bronnen in den Bierlap kwam een laatste Waterwinning
groep, zes stuks omvattende, einde Februari in bedrijf.
Aan de inrichting met toebehooren voor diepwaterwinning
in den Kijfhoek werd voortgewerkt, de bouw’ van het desbetref
fende pompgebouw nagenoeg voltooid. Ook enkele bijbehoorende
diepe bronnen kwamen gereed.
Met den aanleg van soortgelijke werken in den Harstenhoek,
langs de spoorbaan, werd een aanvang gemaakt. Vooraf ging,
daar ter plaatse als nieuwe waarnemingspost, het maken van
een diepe boring (tot 85,60 m onder maaiveld of 81,50 m D.P.),
in het bedrijf bekend onder de letters CC, met vier blijvende
waarnemingsfilters, waarvan de onderkanten achtereenvolgens
op rond 81, 66, 52 en 27 m D.P. gesteld zijn. Vóór het einde
van het verslagjaar kwam daarna in het genoemde terrein het
boren van 8 der 11 aldaar geprojecteerde diepe putten in de voor
deze -waterwinning gebruikelijke uitvoering gereed.
Het periodieke onderzoek op chloor, in watermonsters, ont- Chlooronder-
leend aan draineerputten van de westelijke hoofdader en van zoek.
enkele spranken, gaf gedurende het verslagjaar uitkomsten, die,
ofschoon over het algemeen niet ongunstiger dan in 1935, geen
wijziging brachten in de gedragslijn, volgens welke voor de
wateronttrekking, dicht bij zee, matiging raadzaam is.
Sprank D werd aan een inwendige schoonmaak onderworpen. Onderhouds-
Het overige onderhoud aan de draineerwerken was van betrek- werken enz.
kelijk gering belang.
Verder was eenig onderhoudswerk noodig aan de -woningen
VERSLAG DER DUINWATERLEIDING.