44
en 10 Juli onderscheidenlijk 32, 31, 29 en 25 schepen. Voorts werd
evenals in 1936 voor iedere reederij het aantal schepen bepaald,
dat op genoemde data mocht uitvaren. Voor de toepassing van
deze regeling zijn de haringdrijfnetvisschersvaartuigen in 1937
ingedeeld in drie groepen, zulks naar lengte en/of machine-
vermogen. Van de eerstgenoemde drie tijdstippen af mocht
slechts worden uitgevaren met een vleet van beperkte lengte,
verschillend voor de onderscheidene data en verschillend ook
voor de vorenbedoelde groepen. Ingaande 16 Augustus mocht
een vleet van belangrijk grootere afmeting grooter dan die,
welke in 1936 van den derden uitvaartdatum af toegestaan was
worden medegenomen; ook deze vleetlengte was verschillend
naar gelang van de groep, waartoe de vaartuigen behoorden.
Voor geschreven bleef, dat de aan voer van pekel- en steurharing
slechts mocht plaats hebben met schepen van aangeslotenen bij
de Stichting voor de Nederlandsche Haringvisscherij.
Door 112 Scheveningsche motorloggers, 1 stoomdrifter en 2
gecharterde Katwijksche motorloggers zijn te Scheveningen
aangevoerd 402 097 kantjes haring.
Voor nadere gegevens betreffende de visscherij wordt ver
wezen naar het verslag van den Gemeentelijken Dienst van
Haven- en Marktwezen (bijlage 26). Omtrent de verdiensten van
de Scheveningsche visschers ter haringvisscherij worden ge
gevens aangetroffen in bijlage IV van de aflevering van
December 1937 der Maandcijfers van het Gemeentelijk Statistisch
Bureau.
Aan mededeelingen van den Waterschout is het volgende
ontl,ö€n.id.
Bij K. B. van 18 Mei 1937 (Stbl. No. 280) werd bepaald, dat
de Wet van 14 Juli 1930 (Stbl. No. 240) op den Isten October 1937
in werking zou treden. Hierdoor was met ingang van genoem
den datum het doen monsteren van de bemanningen der zee-
visschersvaartuigen verplicht geworden. Ofschoon de haring-
teelt 1937 reeds geruimen tijd aan den gang was, werd van
1 October af de bemanning van de geheele visschersvloot, die de
haringvisscherij bedreef, gemonsterd. Deze monstering omvatte
113 bemanningen met een totaal van 1 572 opvarenden.
In December werden de bemanningen van 9 visschersvaar-
tuigen, met een totaal van 64 personen, aangemonsterd voor de
treilvisscherij 19371938. Na 1 Januari 1938 werd de aanmon
stering voor deze treilvisscherij voortgezet.
Op zee kwamen 4 ongelukken voor. In één geval had daarbij
geen persoonlijk ongeval plaats, in 2 gevallen werd een op
varende gewond, terwijl bij één ongeluk een matroos verdronk.
Eén schip (haringvlet) ging verloren.
Voor het uitoefenen van de kustvisscherij werden 69 consen-