Byiage 34
van het Bu
reau.
VERSLAG betreffende het Gemeentelijk Bureau voor
Beroepskeuze te ’s-Gravenhage over het jaar 1937.
Van de Gemeentelijke Commissie voor Beroepskeuze bleef Samenstelling
de heer Dr. H. J. Lovink de functie van voorzitter vervullen, der Commissie,
terwijl de Commissie verder gevormd werd door Mej. M. Heinen,
directrice van het Nationaal Bureau voor Vrouwenarbeid en
de heeren Anth. Folmer, oud-directeur van den Rijksdienst der
Werkloosheidsverzekering en Arbeidsbemiddeling, onder-voor
zitter der Commissie, Jac. Cusiel, voorzitter van de afdeeling
Den Haag van den Nederlandsehen Schildersgezellenbond, F. B.
J. Kuiper, hoofd eener school, J. D. Ros, wnd. directeur van de
Academie van Beeldende Kunsten en J. A. Ruhe, pastoor. Het
secretariaat wordt waargenomen door den heer J. van Wijk,
Chef van de Afdeeling Sociale Zaken der Gemeentesecretarie.
Het personeel bestond op 31 December 1937 uit den leider, Personeel,
twee adviseurs (van wie één vrouwelijke) en een vrouwelijke
kantoorbediende.
Waar geen nieuwe maatregelen tot verbetering of wijziging Werkzaamheid
van de werkzaamheden van het Bureau noodzakelijk waren, der Commissie,
noch gedacht kon worden aan pogingen tot uitbreiding van het
Bureau, beperkte de werkzaamheid der Commissie zich ge
durende het verslagjaar tot haar toezicht houdende functie.
Het archief van beroeps- en onderwijskundige gegevens, Bühouden van
zoowel als dat van de dossiers der duizenden bezoekers(sters) in het archief,
den loop der jaren, heeft geleidelijk een grooten omvang ver
kregen. Het personeel vond in de werkuren buiten de spreek
uren gelegenheid het rijke gegevens-materiaal bij te houden en
waar noodig te vernieuwen.
Na een aanvankelijke daling van het aantal bezoeken door Werkzaamheid
de bezuinigingsmaatregelen in 1934, nam het aantal bezoeken
geleidelijk weer toe. Deze stijging zette zich ook in 1937 voort.
Van de verplichting tot betaling moest 50 der nieuwe
bezoekers worden vrijgesteld, omdat hun inkomen bleef beneden
f 1200,per jaar. Van deze niet-betalenden was '/s deel werk
loos. De opbrengst van de verplichte vergoeding bedroeg in 1937
totaal f 639,25. In gevallen, waarin geldelijke hulp noodig was
om het meest geschikt geachte beroep te bereiken, verleende het
Bureau zijn tusschenkomst. Fondsen en instellingen voor der
gelijke doeleinden blijken veel waarde te hechten aan de rap
porten, welke het Bureau dienaangaande uitbrengt. Ook het