Bijlage 9
VERSLAG van den Directeur der Gemeentebelastingen
over het jaar 1938.
Uit het overzicht van de inkomstenbelasting over een tijdvak
van drie jaren, waarmede het verslag, gelijk vorige jaren,
begint, valt een geringe vermeerdering van het zuiver inkomen
vast te stellen.
De verbetering van den economischen toestand, waarvan
sprake is in het vorige verslag, oefende voor het eerst een
gunstigen invloed uit op de opbrengst der inkomstenbelasting.
Een bijkomstig gevolg hiervan is, dat ook de opbrengst der
gemeentefondsbelasting een vermeerdering aangeeft.
De vermeerdering van de opbrengst der vermogensbelasting,
als gevolg van de economische opleving, is van vrij groote
beteekenis.
De opbrengst van de schoolgelden vertoont zoowel voor lager
als voor middelbaar en voorbereidend hooger onderwijs een
teruggang, welke echter van weinig belang is.
De geleidelijke stijging van de opbrengst der hondenbelasting
bleef ook over het jaar 1938 aanhouden, hoewel het aantal
honden met enkele tientallen terugliep.
Ook de opbrengst van de straatbelasting bleef stijgen,
wederom als gevolg van nieuwbouw.
De opbrengst van de vermakelijkhedenbelasting is eveneens
vooruitgegaan, doch bleef beneden die van 1936.
De opbrengst van de dividend- en tantièmebelasting wijst
een teruggang aan, welke in vergelijking met het vorige verslag
jaar nogal van beteekenis is. Niettemin is de opbrengst, met
uitzondering van het vorige boekjaar, de hoogste na het boek
jaar 1930.
Hoewel de plaatselijke directe belasting naar het inkomen
reeds met ingang van 1 Mei 1931 is vervallen, worden volledig
heidshalve nog enkele gegevens omtrent dit middel opgenomen.
Dienaangaande moge worden verwezen naar de cijfers, voor
komende in het algemeen overzicht (zie staat III).