47
waarvan 114 van Scheveningen, en wel op 11, 18 en 25 Mei, 7, 14,
22 en 30 Juni en 8 en 16 Juli onderscheidenlijk 12, 2, 17, 24, 12, 7,
11, 17 en 12 schepen. Voorts werd evenals in 1937 voor iedere
reederij het aantal schepen bepaald, dat op genoemde data mocht
uitvaren. Voor de toepassing van deze regeling waren de haring-
drijfnetvisschersvaartuigen evenals in 1937 ingedeeld in drie
groepen, zulks naar lengte en/of machinevermogen. Voor elk
dezer groepen werd de maximum-lengte vastgesteld van de
vleet, welke van 11 Mei, 7 Juni en 22 Juni af mocht worden
medegevoerd. Deze maximum-vleetlengte was van 7 en 22 Juni
af belangrijk minder dan voor de overeenkomstige data in 1937
was bepaald.
Bij een nadere beschikking van den Minister van Econo
mische Zaken werd voor alle groepen van schepen van 9 Juli
af het meenemen van een belangrijk grootere vleetlengte toege
staan. De vastgestelde maxima bleven echter alle beneden die
van 1937.
Voorgeschreven bleef, dat de aanvoer van pekel- en steur-
haring slechts mocht plaats hebben met schepen van aange
slotenen bij de Stichting voor de Nederlandsche Haringvisscherij.
In verband met gerezen moeilijkheden ten aanzien van een
nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst brak onder de haring-
visschers echter op 18 Mei een staking uit, die tot 11 Juli duurde.
Van de bovenvermelde uitvaartregeling kwam daardoor in de
praktijk niet veel terecht, daar de meeste schepen dientengevolge
eerst op of kort na 12 Juli voor de eerste maal uitvoeren.
Door 111 Scheveningsche motorloggers, 2 gecharterde Kat-
wijksche en 3 gecharterde Vlaardingsche loggers zijn te Scheve
ningen aangevoerd 313 450kantjes haring.
Voor nadere gegevens betreffende de visscherij wordt ver
wezen naar het verslag van den Gemeentelijken Dienst van
Haven- en Marktwezen (bijlage 26). Omtrent de verdiensten van
de Scheveningsche visschers ter haringvisscherij worden ge
gevens aangetroffen in bijlage IV van de aflevering van
December 1938 der Maandcijfers van het Gemeentelijk Statistisch
Bureau.
Aan mededeelingen van den Waterschout is het volgende
ontleend.
Aangemonsterd voor de haringteelt in 1938 werden de be
manningen van 110 vissehersvaartuigen, tot een totaal van
1537 personen (schippers inbegrepen). Voor de treilvisscherij
19371938 werden in 1938 alsnog aangemonsterd de beman
ningen van 19 vissehersvaartuigen, tot een totaal van 141 per
sonen. De treilvisscherij 19381939 ving eerst aan op 6 Januari
1939. Na beëindiging der staking van haringvisschers zijn de
schepelingen van een 4-tal Scheveningsche motorschepen voor
de haringvisscherij te IJmuiden gemonsterd.