33
26
7. Gemeentelijke
personeels-
reserve.
Centraal Bureau voor de Statistiek, het Rijksbureau voor Kunst
historische en Ikonografische Documentatie, het Gemeentelijk
Electrisch Bedrijf, den Dienst voor Kunsten en Wetenschappen,
het Gem. Statistisch Bureau, de Duinwaterleiding, de Provin
ciale Griffie, den Cultuurtechnischen Dienst, den Rijks- en Prov.
Waterstaat, het Ned. Instituut voor Documentatie en Registra
tuur, de Stichting Nederlandsch Patriciaat en de afdeelingen
Onderwijs en Stadsuitbreiding en Bouwtoezicht der Gemeente
secretarie. Bij deze instellingen werden in totaal te werk gesteld
165 personen. De ingezonden loondeclaraties werden door de
Arbeidsbeurs gecontroleerd.
Voor verdere gegevens omtrent deze werkverschaffing wordt
verwezen naar Bijlage VI van dit verslag.
De Gemeentelijke personeelsreserve, welke in 1925 -werd inge
steld, is in 1938 verminderd met 45 personen, die haar verlieten
door een vaste aanstelling bij de bedrijven en diensten of door
ontslag. Het verloop onder de reservisten en de wachtgelders
door overlijden, pensionneering, vaste aanstelling bij andere
diensten, ontslag, aanvulling enz. is als volgt:
Stand op Reservisten.
Werd vroeger de personeelsreserve regelmatig aangevuld tot
een aantal, groot genoeg om het jaarlijksch verloop te kunnen
dekken, in 19331938 werd met aanvulling uit het vrije bedrijf
niet voortgegaan, omdat de arbeid bij verscheidene bedrijven en
diensten inkromp en zelfs een overcompleet aan krachten van
bedrijven en diensten naar de personeelsreserve afvloeide.
De loonbetaling van reservisten en wachtgelders geschiedt
VERSLAG VAN DE GEMEENTELIJKE ARBEIDSBEURS.
1
1
i
1
1
1
1
1
1
1
1
1
Wachtgelders.
264
235
185
167
141
134
127
120
134
104
213 1)
297 2)
288 3)
298 4)
242
225
204
134
112
62
55
98
123
134
122
181
191
176
158
113
1 Juli 1925 (oprichting- reserve):
1 Jan. 1926
1927
1928
1929
1930
1931
1932
1933
1934
1935
1936
1937
1938
31 Dec. 1938
1) W.o. 47 van het bijzonder onderwijs
2) 28
3) 32
24
B) 15