80
HOOFDSTUK XV.
LANDSVERDEDIGING.
Lichting 1938.
Lichting 1939.
2
1
c.
5
d.
1446
2 378
2192
zoodat overbleven om te worden aan
gewezen voor inlijving bij de Land-
of de Zeemacht (art. 26, le lid, der
Dienstplichtwet)
Van deze ingeschrevenen zijn be
stemd:
a. tot gewoon dienstplichtige
van wie zijn toegewezen:
aan de Landmacht
Zeemacht
b. tot buitengewoon dienstplichtige
2 089
103
186
a.
b.
1°. voorgoed ongeschikt verklaard
2°. van het inschrijvingsregister afge
voerd:
wegens overlijden
wegens bezit van een vreemde
nationaliteit
wegens uitsluiting van den
dienst
als zijnde ten onrechte inge
schreven
In verband met de wet van 21 Februari 1938, S. 500, zijn
1080 voor den dienstplicht (lichting 1938) ingeschrevenen, die,
wegens broederdienst, tot buitengewoon dienstplichtige waren
bestemd, in November en December 1937 aan een geneeskundig
onderzoek onderworpen (zie bladz. 75, noot 1, van het verslag
over het jaar 1937). Hiervan zijn 359 ingeschrevenen voorgoed
ongeschikt verklaard.
Van de overgebleven en geschikt bevonden 721 ingeschre
venen zijn nader bestemd tot gewoon dienstplichtige 231 en voor
goed vrijgesteld wegens broederdienst 490.
De in het verslag over 1937 vermelde 22 ingeschrevenen, die
waren vrijgeloot, werden allen nader bestemd tot gewoon dienst
plichtige.
Van de 3 824 in het jaar 1937 zie bladz. 76 van het verslag
over dat jaar voor de lichting 1939 ingeschreven personen
werden vóór de vaststelling van het door de Gemeente te dragen
aandeel in het getal gewone dienstplichtigen der lichting:
1 438 ingeschrevene(n).
ff
ff
•1
9f
ff