By lage 9
VERSLAG van den Directeur der Gemeentebelastingen
over het jaar 1939.
Het overzicht der inkomstenbelasting over een tijdvak van
drie jaren, waarmede dit verslag, zooals gebruikelijk, begint,
toont aan, dat de verbetering in den economischen toestand, die
sedert het belastingjaar 1936/37 is ingetreden, zich heeft voort
gezet in het belastingjaar 1938/39. Vergeleken met het vorige
belastingjaar was de inkomensvermeerdering van vrij groote
beteekenis. Deze vermeerdering bedroeg ruim f 17.000.000,
terwijl het aantal aangeslagenen steeg met 2.490.
De opbrengst van de gemeentefondsbelasting, voor welker
heffing in hoofdzaak dezelfde grondslagen gelden als voor de
inkomstenbelasting, is bijgevolg eveneens aanzienlijk gestegen.
De vermogensbelasting daarentegen vertoont eenigen terug
gang. Hieruit zou kunnen worden afgeleid, dat de verbetering
in den economischen toestand geen stand heeft gehouden, omdat
de vermogensbelasting naar den vermogenstoestand op 1 Mei
1938 werd geheven, terwijl de inkomstenbelasting over 1938/39
het in 1937 genoten inkomen belastte.
Met betrekking tot de opbrengst der schoolgelden zijn geen
bijzondere opmerkingen te maken.
De opbrengst der hondenbelasting vertoont een geringen
teruggang, vermoedelijk als gevolg van het kleiner aantal
honden.
Hoewel het aantal belastbare perceelen voor de straatbe-
lasting een geleidelijke stijging doet zien, is de opbrengst dier
belasting aanzienlijk gedaald. Deze teruggang is eensdeels het
gevolg van de verlaging van het verhoudingscijfer met 14
van 2’/2 op 214 anderdeels van de afschaffing van de ver-
hooging van 15 voor asphaltstraten.
De vermakelijkhedenbelasting wijst een hoogere opbrengst
van eenige duizenden guldens aan. Dit is eveneens het geval
met de opbrengst van de dividend- en tantièmebelasting.