16 Roodvonk. Diphtheric. Typhus-achtige ziekten. Dysenteria bacillaris. Poliomyelitis anterior aeuta. dit jaar 9 (uit negen verschillende gezinnen), waarvan de leef tijden bedroegen: x/i jaar 1 jaar 2 jaar twee van 4 jaar 5 jaar 6 jaar en twee van 12 jaar. De meeste kinderen her stelden met weinig blijvend letsel. Het aantal roodvonkgevallen is met 377 vrij veel minder dan het vorige jaar. Bijzondere moeilijkheden met contactbesmet- tingen in de huisgezinnen deden zich, ondanks de zeer beperkte opneming in de barak, niet voor. Het laagterecord, dat wij verleden jaar met 12 gevallen meenden bereikt te hebben, is dit jaar overtroffen: slechts 7 ge vallen werden aangegeven, waarvan één met verdachte bacillen in de keel van een kind en één bij een patiënte van 52 jaar. Wij zijn wel zeer geneigd dit gunstige cijfer toe te schrijven aan de voortdurend i(op de scholen) geboden gelegenheid tot prophylactische inenting en herinenting tegen diphtherie, waar van steeds een ruim gebruik gemaakt wordt. Voor de typhusachtige ziekten was 1939 weer een gunstig jaar: 6 gevallen van febris typhoïdea (waarvan 3 patiënten uit één gezin) en in totaal 15 gevallen van paratyphus werden aangegeven. De laatste waren alle solitaire gevallen; eenig onderling verband was niet aantoonbaar, evenmin als besmet ting door bacillendragers. Ook de besmettingsbronnen werden ons niet duidelijk; sommige gevallen werden vastgesteld in gezinnen, waar dysenterie heerschte of geheerscht had. Bij andere werd gedacht aan het gebruik van ondeugdelijke taartjes, appelbollen e. d. uit automaten; maar tot positieve gegevens kwamen wij niet. Dit jaar spant met 118 gevallen van dysenterie wel de kroon: het vorige jaar hadden we slechts 19 gevallen. Het overwegend aantal gevallen werd veroorzaakt door bac. dys. „Sonne”, maar ook de stam Flexner „W” vonden wij in een aantal gevallen van dysenterie, verspreid over eenige scholen. Het gelukte den hygiënist na veel onderzoek en met toepassing van veel speurzin de vermoedelijke infectiebron op te sporen, die zeer waarschijnlijk primair was besmet in Brabant, en de Flexner „W” hier in ’s-Gravenhage weer had doorgegeven. Voor ons was hiermede de aanwezigheid van deze vreemde eend in de bijt verklaard! Overigens moet de toeneming van het aantal herkende geval len van dysenterie in hoofdzaak daaraan worden toegeschreven, dat wij er meer op gespitst zijn en de doktoren op ons verzoek herhaaldelijk faeces ter onderzoek zenden van overigens onschuldig verloopende gevallen van diarrhoea. En vaak blijkt dan toch de bac. dys. „Sonne” de schuldige te zijn. Het aantal gevallen van poliomyelitis anterior acuta bedroeg 37 VERSLAG VAN DEN GEM. GENEESKUNDIGEN EN GEZONDHEIDSDIENST.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1939 | | pagina 818