Bijlage 41
VERSLAG omtrent het lager onderwijs in de gemeente
’s-Gravenhage over het jaar 1939.
ALGEMEENE OPMERKINGEN.
In de maand April 1939 werden 1 openbaar schoolgebouw
geheel en 2 gedeeltelijk, alsmede 2 bijzondere scholen geheel en
2 gedeeltelijk voor militaire doeleinden in beslag genomen. De
regeling van het onderwijs aan de bezette scholen leverde toen
uiteraard geen noemenswaardige moeilijkheden op. Als uit
vloeisel van de buitengewone Regeeringsmaatregelen op mili
tair gebied in Augustus volgde evenwel in de tweede helft dier
maand een zóó omvangrijke vordering van schoolgebouwen, dat
in het belang van een zoo goed mogelijken voortgang van het
onderwijs buitengewone maatregelen noodzakelijk werden.
Deze nieuwe vordering omvatte in totaal niet minder dan
66 openbare scholen voor het geheele gebouw, 3 openbare scho
len gedeeltelijk en 87 bijzondere scholen voor het geheele ge
bouw.
Hiervan werden na een korteren of langeren bezettingstijd
in den loop van het jaar achtereenvolgens weder 41 openbare en
47 bijzondere scholen vrijgegeven, zoodat op 31 December 1939
nog 26 openbare schoolgebouwen geheel en 2 gedeeltelijk, als
mede 40 bijzondere geheel aan het onderwijs waren onttrokken.
Slechts aan enkele scholen bleek het mogelijk het onderwijs
in het niet bezette gedeelte van het eigen gebouw voortgang te
doen vinden. Voor het overgroote deel echter kon daarin en
dan nog slechts ten deele alleen worden voorzien hetzij door
invoering van een stelsel van „wisselende schooltijden”, hierin
bestaande, dat in niet gevorderde gebouwen twee scholen in
plaats van één werden ondergebracht, waarbij dan de lessen voor
de eene des morgens en die voor de andere des namiddags wer
den gegeven (hetgeen voor elk dezer scholen een, zooveel moge
lijk beperkte, vermindering van het aantal lesuren beteekende),
hetzij door tijdelijke huisvesting van scholen in voor dit doel
gehuurde particuliere woningen enz. In dit verband mag met
waardeering worden gewaagd van de medewerking, welke de
Gemeente te dezen van de zijde der besturen en hoofden van de
bijzondere scholen mocht ondervinden.
Ten gevolge van het groote aantal scholen, dat in enkele
stadswijken werd gevorderd, was het in sommige gevallen zelfs
onvermijdelijk, dat drie onderwijsinrichtingen in éénzelfde