88 Gewoon-dienst plichtigen. Jaarljjksch onderzoek. Buitengewoon- dienstplich- tigen. Mobilisatie. Herhalings oefeningen. Bij Kon. Besluit van 14 September 1939 (Stbl. No. 589 A.) werd bepaald, dat het ontslag van de dienstplichtigen, die wegens diensteindiging met ingang van 1 October 1939 uit den dienst zouden zijn ontslagen, krachtens artikel 45, le lid, der Dienstplichtwet tot nader order werd uitgesteld. In de registers van dienstplichtigen (verlofgangersregisters) van de lichtingen 1917 tot en met 1940 stonden op 31 December 1939 ingeschreven 21 575 gewoon-dienstplichtigen. Ingevolge schrijven van den Minister van Defensie van 21 April 1939, Vile Afd., No. 502 O., is in 1939 het jaarlijksch onder zoek (inspectie) van verlofgangers in verband met de buiten gewone tijdsomstandigheden niet gehouden. De dienstplichtigen van de lichtingen 1928, 1929, 1932, 1933 en 1935 waren aanvankelijk bestemd om in 1939 voor herhalings oefeningen onder de wapenen te komen. In verband met de oproeping van militair personeel wegens de vóór-mobilisatie is echter de opkomst voor een groot gedeelte van deze dienstplichtigen tot nader order opgeschort. Ten aanzien van hen, die wèl herhalingsoefeningen hebben vervuld, werden behandeld 759 verzoekschriften om toekenning van kostwinnersvergoeding, ten aanzien van de categorie dienst plichtigen, die reeds opgeroepen waren om hun herhalingsoefe ningen te volbrengen, 504 verzoeken om uitstel, vrijstelling enz. Zie voor ontslag van buitengewoon-dienstpliehtigen het hier- voren vermelde bij gewoon-dienstplichtigen. Op 31 December 1939 stonden 29 733 buitengewoon-dienstpliehtigen ingeschreven. Op 11 April 1939 moest in werkelijken dienst komen het per soneel, bestemd voor buitengewone oproeping-uitwendige veilig heid („B.O.-U.V.”; K.B. van 10 April 1939, Stbl. No. 182; maat regelen inzake grensbeveiliging). Bjj K.B. van 14 April 1939, Stbl. No. 73, werd bepaald, dat de dienstplichtigen, die voor eerste oefening in werkelijken dienst waren en na dagteekening van dit besluit in aanmerking zouden komen voor groot verlof, in verband met de bijzondere tijdsomstandigheden onder de wapenen moesten blijven. Ten einde de dienstplichtigen, die wegens B.O.-U.V. in wer kelijken dienst waren, zoo mogelijk in het genot van groot verlof te stellen, bepaalde de Minister van Defensie bij beschikking van 21 April 1939, He Afd., No. 3, dat werklooze gewoon-dienstplich tigen, die niet in werkelijken dienst waren, onder de wapenen zouden worden geroepen. Ten gevolge hiervan moesten, in sa menwerking met de Gemeentelijke Arbeidsbeurs en den Gemeen telijken Dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon, omvangrijke werkzaamheden op de afdeeling Militaire Zaken der Gemeente secretarie worden verricht. Als gevolg hiervan zijn in totaal 529 oproepingen tot opkomst in werkelijken dienst aan belang hebbenden uitgereikt.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1939 | | pagina 93