BJjlage 9
I. RUksinkomstenbelasting (zie staten I en II).
A. Inkomstenbelasting, vermogensbelasting en gemeentefonds
belasting.
VERSLAG van den Directeur der Gemeentebelastingen
over het jaar 1940.
zuiver inko
men, kinder
aftrek en
opbrengst der
belasting.
Staat I geeft voor groepen van zuivere inkomens en in Aangeslagenen,
totaal een overzicht van het aantal aangeslagenen, het vast
gesteld zuiver inkomen vóór kinderaftrek, het aantal kinderen,
waarvoor aftrek plaats vond en de belastingopbrengst met inbe
grepen opcenten over de belastingjaren 1937/38, 1938/39 en
1939/40.
Het aantal aangeslagenen bedroeg in 1937/38 106 141, in 1938/39
108 631 en in 1939/40 113 132; het vastgesteld zuiver inkomen vóór
kinderaftrek bedroeg in genoemde jaren onderscheidenlijk rond
f 276.516.000,f 293.579.000,en f 302.997.000,en de ten kohiere
gebrachte opbrengst zonder aftrek van ontheffingen rond
f 11.124.197,—, f 13.962.556,— en f 13.509.818,—.
Uit het overzicht der inkomstenbelasting over de jaren
1937/38, 1938/39 en 1939/40 blijkt, dat het vastgesteld zuiver inko
men in 1938/39 met ongeveer 17 millioen gulden en in 1939/40
met ongeveer 9,5 millioen gulden steeg.
De hoofdsom en opcenten der gemeentefondsbelasting stegen
van f 13.395.608 tot f 13.542.020.
Het belaste vermogen daarentegen vertoont een teruggang
in het belastingjaar 1938/39 van ongeveer 116 millioen gulden
en in het belastingjaar 1939/40 van ongeveer 59 millioen gulden.
Van de over 1940 gepubliceerde cijfers laat de vermakelijk
hedenbelasting de grootste vermindering zien. De opbrengst
van deze belasting is van f 769.932,26 in 1939 tot f 626.462,82 in
1940, dus met ongeveer 18,6 teruggeloopen als gevolg van
de buitengewone omstandigheden, verduistering, vroegere terug
keer der trams en bussen in de remises e.d.
Voor de opbrengst der overige belastingen wordt verwezen
naar de onderdeden A tot en met G en de staten I tot en met XI.