9 7 E. Opcenten geheven op de dividend- en tantièmebelasting. (Zie staat IX.) Ie. 2e. perceelen van 1934 af is hoofdzakelijk het gevolg van wijzi gingen in de heffingsverordening o.a. de verhooging van het verhoudingscijfer van 2 tot 2(4 van 1934 tot en met 1938 en, met ingang van het belastingjaar 1935, van het belastbaar stellen van perceelen beneden f 200,belastbare opbrengst en van het veranderen van halve in heele belasting voor perceelen met minder dan f 200,belastbare opbrengst per woning. Staat VIII geeft een beeld van de belastbare perceelen voor de straatbelasting, gerangschikt in 13 groepen naar de belast bare opbrengst en het bedrag der belasting voor iedere groep op 1 Januari 1940. Uit dezen staat blijkt voor hoeveel perceelen groepsgewijs verschuldigd is: de normale belasting; der belasting, wanneer slechts één der voorzieningen (aanleg en onderhoud, verlichting, afvoer van water en vuil) voor rekening der Gemeente komt. Staat IX geeft een overzicht van de opbrengst van de ten bate der Gemeente geheven opcenten op de hoofdsom der dividend- en tantièmebelasting, over de boekjaren 1925 tot en met 1938. Over het boekjaar 1939 zijn in dezen staat geen cijfers opge nomen, omdat slechts aan 152 naamlooze vennootschappen over dat jaar aanslagen in de dividend- en tantièmebelasting zijn op gelegd, waarvan de aan de Gemeente uitgekeerde opcenten in totaal f 363.765,37 bedroegen. Bij besluit van 26 Juli 1940, Verordening No. 83, is de divi dend- en tantièmebelasting vervallen, behalve ten aanzien van boekjaren, welke eindigen vóór 31 December 1939. Deze belasting is vervangen door de winstbelasting. Aangaande deze laatste belasting wordt maandelijks door de Rijksbelastingadministratie een opgave verstrekt van het totaal bedrag der in een boekings- tjjdvak vastgestelde en aan de Gemeente toegewezen opcenten. Hieruit is echter niet na te gaan over welk boekjaar de opcenten worden geheven, omdat de aanslagen over verschillende boek jaren in één boekingstijdvak worden opgenomen. In het vervolg kunnen in het verslag dus uitsluitend opbreng sten per boekingstijdvak en niet per boekjaar worden vermeld. Deze cijfers zullen voor het eerst in het volgende verslag voor komen. VERSLAG GEMEENTEBELASTINGEN.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1940 | | pagina 112