Btylage 25 ALGEMEENE TOESTAND. Mijne Heeren, Wij hebben de eer U hierbij ons Verslag over den toestand en de verrichtingen onzer Vennootschap over het jaar 1940, zoo mede de Balans en de Verlies- en Winstrekening, afgesloten per 31 December 1940, ter goedkeuring aan te bieden. Tot 10 Mei van het verslagjaar, den dag waarop de oorlog met Duitschland uitbrak, kenmerkte het economische leven zich onder de inwerking daarop van de mobilisatie der weermacht, waartoe op 29 Augustus 1939 was overgegaan en van hetgeen als uitvloeisel daarvan verder door de Overheid gedaan is geworden, door een groote activiteit op haast elk gebied, die zeer bevorderlijk was voor ons vervoer en de opbrengsten aan merkelijk deed toenemen. Daarbij kwam dat de langdurige groote sneeuwval in de maanden Januari en Februari, ons veel vervoer en hoogere opbrengsten bezorgde. Van af 10 Mei werd het verslagjaar geheel beheerscht door de oorlogsgebeurtenissen en de daarop gevolgde bezetting van ons land. Het economische leven ondervond hiervan den terug slag. Bovendien werden door de Overheid eenige maatregelen getroffen, die groote afbreuk aan ons vervoer hebben gedaan of uit anderen hoofde tot opbrengstderving hebben geleid; daarop zal verder in het verslag worden teruggekomen. Bedoeld tijdvak gaf, tengevolge van een en ander eenigen teruggang in de opbrengsten te zien. Het resultaat was ten slotte, dat over 1940 de ontvangsten f 5.629.168 bedragen hebben en tegenover die over 1939 een stijging vertoond hebben van rond f 195.000 of van 3,6 pCt. Ten opzichte van 1936, dat met f 5.113.321 het jaar der laagste ont vangsten was, bedraagt de stijging rond f 516.000 of 10,1 pCt. De exploitatie-uitgaven bedroegen over 1940 f 3.683.190 of rond f 33.000 (0,9 pCt.) minder dan vorig jaar.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1940 | | pagina 392