23
kunnen leiden en misschien zelfs tot opname in eene inrichting
voor geesteszieken.
Een goede kennis van het milieu dezer personen is natuurlijk
voor de beoordeeling onontbeerlijk. De psychiatrische leider
van het bureau heeft hierbij de hulp van twee sociale werksters,
beiden gediplomeerde zusters voor maatschappelijk werk, ter
beschikking, die ter plaatse de noodige onderzoekingen kunnen
instellen.
Wanneer deze onevenwichtigen begrip voor hun moeilijk
heden vinden en hulp en voorlichting krijgen, die voert tot
oplossing hunner maatschappelijke problemen, keert dikwijls
de rust terug. De zusters voor maatschappelijk werk zijn voor
vele dezer patiënten een gids en vraagbaak geworden in den
doolhof van sociale maatregelen en de voor velen hunner niet
te ontsluieren geheimen van de talrijke bureaux, waar zij hun
belangen moeten bepleiten en waarbij zij zoo vaak het gevoel
hebben van het kastje naar den muur te worden gestuurd,
zonder ook maar iets te vorderen.
Lang niet steeds zijn de moeilijkheden zoo eenvoudig op te
lossen en in vele gevallen toch moet de psychiater constateeren,
dat hij met een beginnend of soms ver voortgeschreden
geval van geestesziekte te maken heeft, waarbij hij den huisarts
te hulp moet roepen, of dezen moet adviseeren den patiënt onder
behandeling van een specialist te stellen.
In een aantal van deze ziektegevallen zal de patiënt zelfs
ter verpleging moeten worden opgenomen. Bijna steeds is dit
het geval met patiënten, die door de huisartsen en specialisten
met een speciaal daartoe strekkend verzoek naar het consul
tatiebureau worden gezonden. Toch kan ook bij deze patiënten
de opname soms nog door maatregelen van socialen aard worden
afgewend.
Moet de patiënt worden opgenomen, hetzij ter nadere obser
vatie, hetzij ter behandeling, dan bestaat daartoe de gelegenheid
in drie psychiatrische klinieken, nl. de neutrale „Ramaer-
kliniek”, de protestantsch-christelijke kliniek „Ockenburgh”
beiden te Loosduinen en de Roomsch-Katholieke „St. Jacobus
Stichting” te Wassenaar.
De opname van de patiënten en de verpleging aldaar kan
alleen geheel vrijwillig met goedvinden van den patiënt
zelf geschieden. De leider van de afdeeling staat met de be
handelende artsen in deze klinieken, die hij regelmatig (ten
minste elke week) bezoekt, in voortdurend contact en wordt
van het ziektebeloop van alle opgenomen patiënten op de
hoogte gehouden.
VERSLAG VAN DEN GEM. GENEESKUNDIGEN EN GEZONDHEIDSDIENST. 37