34
Nazorg voor oud-
-Op 31 December 1940 stonden als oud-leerlingen van de
leerlingen der scholen voor b. 1. o. dus nog 518 (414 m. en 104 vr.) zwakzinnigen
scholen voor bij de nazorg ingeschreven, t. w. 432 debielen, 79 imbecilen en
buitengewoon 7 idioten. Naar de godsdienstige gezindte kunnen zij als volgt
lager onderwijs, worden onderverdeeld: Protestant 291, Roomsch-Katholiek 151,
(Vervolg.)
Israëliet 22, geen godsdienst 54; naar hun vermoedelijk arbeids
vermogen aldus: voor loondienst geschikt 136 mannen en 33
vrouwen, verminderde geschiktheid 190 mannen en 40 vrouwen,
voor loondienst ongeschikt of sterk gehandicapt 73 mannen en
26 vrouwen (een aantal nazorgpupillen is hieronder niet be
grepen, omdat zij nog te jong voor loondienst zijn).
Op Maandag-, Woensdag-, Donderdag-, Vrijdag- en Zaterdag
morgen werd spreekuur gehouden om het contact met de inge
schrevenen te bewaren, nieuwe gevallen in behandeling te
nemen, voorlichting te verleenen bij beroepskeuze of raad te
geven aan ouders of verzorgers bij opvoedingsmoeilijkheden.
Buitendien werden op Dinsdag en Donderdag avondspreekuren
gehouden voor pupillen en ouders, die overdag wegens werk niet
op de spreekuren konden komen.
In verband met de verduisteringsvoorschriften moesten van
1 October 1940 of de zittingen op Donderdagavond in het gebouw
van den Dienst, alsmede die, welke op Dinsdagavond bij toer
beurt aan de onderscheiden scholen voor b.l.o. werden gehouden,
gedurende de wintermaanden vervallen. In plaats daarvan werd
spreekuur gehouden op Zaterdagmiddag, terwijl indien bezoek
in den avond onvermijdelijk en noodzakelijk was, ouders of
pupillen ontvangen werden ten huize van den ambtenaar, belast
met de nazorg voor de oud-leerlingen van de scholen voor b. 1. o.
In totaal meldden zich in 1940 op de spreekuren 4 532
personen.
Het belang der zwakzinnigen eischt, dat het contact wordt
gelegd vóór deze de scholen, onderscheidenlijk de inrichtingen
verlaten. Ten einde een juist denkbeeld te verkrijgen over
karakter en arbeidsgeschiktheid der leerlingen of verpleegden,
werd 141 maal een bezoek aan de scholen gebracht, terwijl 12
inrichtingen buiten de Gemeente werden bezocht.
Om een idee te krijgen van de huiselijke omstandigheden, de
lichamelijke en geestelijke verzorging der pupillen of om pae-
dagogische kwesties op te lossen, werden 860 huisbezoeken
gedaan en werd 119 maal een bestaand of nieuw pleeggezin
bezocht.
Het was noodzakelijk, dat 75 maal werd beraadslaagd op een
bureau voor sociale zorg, terwijl de werkinrichtingen voor zwak
zinnigen 96 maal werden bezocht.
37 VERSLAG VAN DEN GEM. GENEESKUNDIGEN EN GEZONDHEIDSDIENST.