39
5
van Sociale Zaken van 22 October 1940, no. 55-3241, Afd. S., bij
de vaststelling van het steunbedrag buiten beschouwing gelaten.
Vervolgens werd bij rondzendbrief van den Secretaris-Gene-
raal van het Departement van Sociale Zaken van 13 November
1940, no. 1-1366, Afd. S., bepaald, dat ten aanzien van uit-
keeringen ingevolge een der ongevallenwetten bij de steunver-
leening voortaan op dezelfde wijze zou moeten worden gehan
deld als ten opzichte van uitkeeringen krachtens de Ziektewet.
Daarenboven werd bij rondzendbrief van den Secretaris-
Generaal van het Departement van Sociale Zaken van 23 De
cember 1940, no. 46-1132, Afd. S., bepaald, dat voor de toepassing
van de steunregeling van 1 Januari 1941 af als loon zou gelden,
hetgeen de werklooze in het bedrijf, waartoe hij behoort, zou
kunnen verdienen, vermeerderd met hetgeen hem uit hoofde
van de kinderbijslagwet bij tewerkstelling in dat bedrijf zou
toekomen. Deze bepaling gold ook bij de steunverleening aan
kleine boeren en tuinders.
Op de den lOden Mei 1940 ontstane bijzondere omstandigheden
hadden betrekking o.m. de rondzendbrieven van den Secretaris-
Generaal van het Departement van Sociale Zaken van 15 Juni
1940, no. 3-1129, Afd. S., betreffende de vaststelling van het
steunbedrag voor arbeiders, die minder dan het vóór dien datum
als normaal geldende aantal uren werkzaam zijn, en van 21 Juni
1940, no. 6-1129, Afd. S., betreffende ondersteuning van na 9 Mei
1940 ontslagen arbeiders, die slechts dan voor steun in aan
merking komen, indien den werkgever vergunning tot ontslag
verleend is door den Directeur-Generaal van den Arbeid of
door een der door hem daartoe gemachtigde organen.
Voorschriften betreffende steunverleening bij aanvaarding
of weigering van in Duitschland aangeboden arbeid werden
o. a. gegeven in de rondzendbrieven van den Secretaris-Gene-
raal van het Departement van Sociale Zaken van 1 Augustus
1940, no. 891 A. B., Afd. W. V. en A. B., 6 September 1940, no.
733 A. B., Afd. W. V. en A. B. en 23 September 1940, no. 798
A. B., Afd. W. V. en A. B.
De regeling voor de steunverleening aan kleine tuinders
werd in het jaar 1940 gehandhaafd. Evenals in het jaar 1939
werden hierbij onderscheiden: A. tuinders met f 4,— of min
der, B. tuinders met meer dan f 4,doch minder dan f 7,
en C. tuinders met meer dan f 7,per week aan netto theore
tische bedrijf sinkomsten.
Steun ingevolge deze regeling werd uitsluitend toegekend
aan de onder B. en C. bedoelden, terwijl de onder A. aange-
duiden ondersteund werden ingevolge de Rijkswerkloozensteun-
VERSLAG WERKLOOSHEIDSVERZEKERING ENZ.