41
4
vorderd voor de legering van Duitsche militairen, namelijk 18
openbare, waarvan 3 gedeeltelijk en 22 bijzondere, waarvan
eveneens 3 gedeeltelijk. Bovendien werd het onderwijs aan 10
openbare en 17 bijzondere scholen gedurende ongeveer een week
stilgelegd, omdat deze gebouw'en ter beschikking van de Duit
sche weermacht moesten blijven.
Ten slotte moest lokaliteit in scholen worden afgestaan ten
behoeve van den distributiedienst van levensmiddelen, den
luchtbeschermingsdienst, den dienst voor Maatschappelijk Hulp -
betoon en enkele andere. Voor deze doeleinden waren aan het
eind van het verslagjaar in 55 openbare en 6 bijzondere school
gebouwen lokalen in gebruik.
Op 31 December 1940 waren nog 17 openbare schoolgebouwen
geheel en 5 gedeeltelijk, alsmede 26 bijzondere geheel en 5 ge
deeltelijk aan het onderwijs onttrokken. Bovendien waren 2
voormalige openbare scholen geheel en 2 gedeeltelijk voor niet-
militaire doeleinden in gebruik.
Met de talrijke wijzigingen in en uitbreiding van de bezet
ting der scholen hielden de gestadig in aard en aantal toe
nemende moeilijkheden, welke zich bij de huisvesting van de uit
haar gebouwen verdreven scholen voordeden, gelijken tred. Bij
de voorbereiding van de regelingen voor die huisvesting werd
er nauwlettend naar gestreefd om, zonder het algemeen onder-
wijsbelang uit het oog te verliezen en zonder de tusschen het
openbaar en het bijzonder onderwas bestaande verhoudingen te
verstoren, de lasten gelijkmatig tusschen beide te verdeelen.
Ten einde, met vermijding van onnoodigen administratieve!!
omslag, de beschikbare schoolruimte zoo doeltreffend mogelijk
aan het onderwijs dienstbaar te kunnen maken, de aan het
stelsel van „wisselende scholen” klevende bezwaren zooveel
doenlijk te beperken en de eenheid van maatregelen bij het
openbaar en bijzonder onderwijs te bevorderen, werd als uit
vloeisel van ter zake door den Wethouder van Onderwijs, de
Rijks- en Gemeentelijke inspectie van het onderwijs en vertegen
woordigers van de schoolraden der Protestantsch Christelijke
schoolbesturen, van de Roomsch-Katholieke schoolbesturen en
den Bond van Besturen van neutrale scholen gepleegd overleg,
een commissie in het leven geroepen, welke als centraal punt
voor het ontwerpen en uitvoeren van de te treffen maatregelen
zou optreden. In deze commissie kregen zitting de heeren J. N.
Pattist, inspecteur van het lager onderwijs in de inspectie
’s-Gravenhage, W. P. Blokpoel, Gemeentelijk inspecteur van het
onderwijs en D. E. Nieborg, referendaris aan de afdeeling Onder
wijs van de Gemeentesecretarie.
VERSLAG LAGER ONDERWIJS.
L.