43
21
grootte.
Bij de gemiddelden voor alle richtingen te zamen komt vol
ledig tot uitdrukking en bij de verschillende richtingen afzon
derlijk met enkele afwijkingen, dat de bezetting van de lagere
naar de hoogere klassen afneemt.
Uit het hierna volgend overzicht van de verdeeling van de Verdeeling der
klassen, in pCt. van het totaal aantal, naar de bezetting bij het klassen naar de
begin van het schooljaar blijkt, gerekend naar de percentages grootte,
gemiddeld over de jaren 1930/’34 en 1935/’39, een duidelijke op
schuiving naar de grootere klassen, nl. die met meer dan 20
leerlingen. Voor alle richtingen te zamen bedroeg het percen
tage dezer klassen in 1930/’34 nog 59,-, in 1935/*39 was het ge
stegen tot 68,6, terwijl het in 1940 69,3 bedraagt.
Het aantal leerlingen per klasse (de klassebezetting) voor alle Aantal
richtingen en klassen te zamen teldatum 15 September was leerlingen per
in 1940 practisch even hoog (22,3) als gemiddeld over de jaren klasse.
1935/39 (22,4).
Wat de verschillende richtingen van onderwijs betreft, trekt
alleen de vermindering bij de handelsschool de aandacht: ge
middeld over 1935/’39 bedroeg het aantal leerlingen per klasse
25,2 en in 1940 22,4.
Het volgende overzicht geeft de cijfers.
VERSLAG VOORTGEZET ONDERWIJS.
I.
II.
IV.
VI.
■en bare gymnasia
zondere
22.
1940
enbare h.b.s.
22,8
zondere
1940
17,5
21,-
25,1 24,3 24,- 21,7
tallen.
21.2
23,2
22,7
22,2
25,2
22,4
20,6
22,4
22,3
21,7
23,1
23,9
18,2
20,7
20,4
18,3
18,9
18,5
21.7 18,8
25.7 21,6
23,2 20,3
19,1
20,- 21,2
20,2 18,8 14,3 12,8
22.2 17,8 15,2
18.3 18,4 15,5
21,2 18,8
16 Sept
Gem. 1930/’34 21,7
1935/39 21,1
1940 19,-
richtingen te zamen.
25,2 24,7 24,7 23,9 20,9
Gem. 1930/’34 24,6 23,6 22,2 19,- 16,6
1935/’39 27,3 25,9 24,2 20,3 18,6
26,5 25,6 23,7 21,7
enb. handels(dag)8chool
■scholen)Gem. 1930/’34 24,6 23,1
1935/’39 26,9 26,4
1940 21,- 25.-
Gem. 1930/’34 24,- 22,8 21,4 19,1 17,- 13,1
1935/’39 25,6 25,2 23,3 21,4 18,7 14,2
1940 25,1 24,3 24,- 21,7 18,8 15,-
6e klasse alleen by de h.b.s. voor meisjes; cyfere voor deze klasse niet berekend wegens te kleine
Gemiddeld aantal leerlingen c.q. per parallelklasse
in de verschillende klassen.
III. IV. V. VI. Alle klassen te zamen.
20.7 20,- 16,7 15,8 14,4
22.8 21,- 19,7 16,2 14,6
18,4 20,- 21,2 17,6 15,9
Gem. 1930/’34 24,4 24,1
1935/’39 25,5 25,6
26,4 22,8 27,-
Gem. 1930/’34 24,1 22,8 22,-
1935/’39 24,9 24,7 23,4 22,8 20'2
1940