Bijlage 46
VERSLAG van den Dienst voor Kunsten en Weten
schappen van ’s-Gravenhage over 1940.
Om meer dan eene reden zal ook ditmaal het verslag moeten Inleiding,
worden beperkt tot een zeer kort relaas, echter in de hoop, dat
een uitvoeriger en met afbeeldingen voorzien overzicht in den
loop van het jaar in de Mededeelingen van den Dienst zal
kunnen verschijnen.
Het spreekt vanzelf, dat de oorlog en de daarop gevolgde
bezetting ook op het •werk van den Dienst hun invloed hebben
doen gevoelen. De gebeurtenissen in den vroegen morgen van
10 Mei deden oogenblikkelijk de maatregelen in werking treden,
welke voor de beveiliging der kunstwerken waren beraamd.
Reeds in den loop van den morgen was de geheele bovenver
dieping ontruimd en het daar aanwezige geborgen, terwijl op
den beganen grond het belangrijkste naar de kelders was ver
voerd. Dank zij de goedgeregelde en rustige werkzaamheid van
het geheele personeel, waarbij zich al spoedig volgens af
spraak een tevoren geoefende groep Nederlandsche Padvin
ders en enkele particulieren voegden, verliep de geheele berging
in volmaakte orde en zonder eenige beschadiging.
Na de capitulatie is terstond de mogelijkheid onder de oogen
gezien om het Museum geleidelijk weder open te stellen. In den
loop van de maand Juni zijn eenige afdeelingen weder gereed
gekomen; in Juli kon het geheele Museum weder toegankelijk
gesteld worden, al bleef het wenschelijk voor een deel der
bezittingen bijzondere beveiliging te handhaven. Ook met onze
tijdelijke tentoonstellingen zijn wij doorgegaan.
Een tweede gebeurtenis van geheel anderen aard dient hier
nog te worden vermeld. In verband met het feit, dat onderge-
teekende in het begin van 1941 den pensioengerechtigden leeftijd
zou bereiken, leek het wenschelijk de consequentie daarvan reeds
in het loopende dienstjaar onder de oogen te zien. Zoo kon de
Gemeenteraad nog op 12 December het besluit nemen om aan
ondergeteekende met ingang van 1 April 1941 eervol ontslag te
verleenen en tevens met ingang van denzelfden datum dr. G.