2
Gebouwen.
Rantsoeneering.
Algemeene
opmerkingen.
De bouw van de nieuwe werkplaats, waartoe door den Ge
meenteraad in zijn vergadering van 17 Februari 1941 werd
besloten, ondervond ten gevolge van de sebaarschte aan bouw
materialen aanmerkelijke vertraging. Vermoedelijk zal dit bouw
werk niet vóór 1 Juli 1942 gereed komen.
Met den bouw van de garages met daarboven gelegen ver
dieping, waartoe op den hierboven genoemden datum eveneens
werd besloten, kon niet worden aangevangen wegens het uit
blijven van de door den Algemeen Gemachtigde voor den Weder
opbouw te verleenen vergunning.
In het najaar werd aangevangen met den bouw van het
onderstation aan de Van-Diepenburchstraat. Terwijl het gereed
komen der ten behoeve van deze inrichting bestelde schakelin-
richtingen en transformatoren verzekerd is, kan dit geenszins
worden gezegd van het bouwwerk. De benoodigde bouwmate
rialen konden slechts in zeer beperkte hoeveelheid worden aan
gevoerd en zeer zeker moet met de mogelijkheid rekening worden
gehouden, dat dit bouwwerk te eeniger tyd zal moeten worden
stilgelegd.
Het afgeloopen bedrjjfsjaar stond wel zeer sterk onder den
invloed van de oorlogsomstandigheden. De schaarschte aan
kolen, koper, ijzer en andere belangrijke materialen nam in
sterke mate toe, met als gevolg beperking van het verbruik en
beslaglegging op de voorraden. De schaarschte aan stookolie
maakte het noodzakelijk, de poederkoolketels van een ontste-
kingsinrichting te voorzien, waarin poederkool kon worden
gebezigd. Gebrek aan benzine leidde er toe, dat een aantal auto
mobielen voor het rijden op samengeperst lichtgas werd inge
richt. De distributie van rijwielbanden maakte beperking van
het gebruik van rijwielen noodzakelijk.
Groote bezwaren werden voorts ondervonden door het gebrek
aan pasmunt. Het uit het verkeer nemen van de zilveren guldens
bracht voor de verbruikers, die den stroom over muntmeters
betrokken, dusdanige moeilijkheden met zich, dat het nood
zakelijk was naar maatregelen om te zien om aan de onder
vonden bezwaren tegemoet te komen. Als voorloopige maatregel
werd van 4 000 meters het muntmechanisme buiten gebruik ge
steld en werden bij de desbetreffende verbruikers de verschul
digde bedragen per kwitantie geïnd.
Bij beschikking van den Secretaris-Generaal van het Departe
ment van Handel, Nijverheid en Scheepvaart d.d. 14 December
1940 werd ook ten aanzien van het electriciteitsverbruik een
beperking ingevoerd. Per 15 December 1940 werd het rantsoen
vastgesteld op 100 per 1 Juni 1941 op 75 van het verbruik
van de overeenkomstige tweemaandelijksche periode in 1940.
Deze rantsoeneeringsmaatregelen hadden ten gevolge, dat de
stroomafgifte in 1941 in vergelijking met 1940 ca. 9 terugliep.
VERSLAG VAN HET GEM. ELECTRICITEITS-BEDRIJF.