2 VERSLAG VOORTGEZET ONDERWIJS. zich De tusschen geplaatste cijfers geven het jaar van aftreding aan. VERSLAG VAN DE COMMISSIE VAN TOEZICHT OP HET MIDDELBAAR ONDERWIJS TE s-GRAVENHAGE OVER HET SCHOOLJAAR 1940 1341. In het verslagjaar 1940—1941 kwam eenige wijzi ging in de samenstelling der Commissie. De heer A. van Itallie bedankte, in verband met zijn leeftijd, als lid der Commissie. Ingevolge beschikking van den Rijkscommissaris van 21 Februari 1941, Z. 3147, werden mevrouw Mr. L. C. SchönfeldPolano en de heer R. Winkel van het lidmaatschap der Commissie ontheven. Tot nieuwe leden der Commissie werden be noemd mevrouw W. P. A. Reitsma—Valstar en de heeren K. Dijk en J. M. J. H. Lambooy. De heer Lambooy heeft zich inmiddels om gezondheids redenen genoodzaakt gezien, voor het lidmaatschap der Commissie te bedanken. In de vacature, in het Bureau der Commissie ontstaan, werd gekozen mevrouw M. H. J. P. van Buttingha Wichers—van Voorst Vader. De overige bureauleden werden in de eerste vergadering van het kalenderjaar herkozen. De samenstelling der Commissie was op 1 Sep tember 1941 als volgt: Dr. C. van den Berg, voorzitter (1944),*) A. Rienks, onder-voorzitter (1944), mevr. M. H. J. P. van But tingha Wichersvan Voorst Vader, onder-voorzit- ster (1944), Mr. Th. O. Palte, secretaris (1944), Ir. P. H. V. Bongaerts (1944), H. M. Burghard (1944), E. H. Carpentier Alting (1941), W. K. Dieke (1941), C. van Doorn (1944), K. Dijk (1944), O. L. Eschauzier (aangewezen door de K. v. K. en F.), Mr. J. Th. Goossens (1941), Mr. P. B. H. van Groin Soeters (1941), mevr. P. M. van der Meulen—Salverda de Grave (1941), J. B. Reichardt (aangewezen door de K. v. K. en F.), mevr. W. P. A. ReitsmaValstar (1944), Mr. H. H. Reijers (1941), J. Spiesz (1941), Mr. Drs. A. C. Verbeek (1941). Op 31 Januari 1941 overleed het oud-lid der voormalige sub-commissie B, de heer F. N. V. Quant, die van December 1935 tot April 1939 deel dezer commissie heeft uitgemaakt. Het Haagsche onderwijs leed in het afgeloopen jaar gevoelige verliezen door het overlijden van twee leidinggevende persoonlijkheden, de heeren Roomsch-Katholiek gymnasium en de Roomscli- Katholieke hoogere burgerschool aan de Oostduin- Dr. W. van der Wijk en J. Kamerbeek. Weliswaar stond de heer van der Wijk de laat ste anderhalf jaar aan het hoofd van het 1ste Ge meentelijk lyceum, hetwelk onder het toezicht van het College van Curatoren der Gemeentelijke Lycea behoort, maar gedurende het grootste ge deelte van zjjn Haagschen tijd was hjj directeur van de 7e hoogere burgerschool met 5-jarigen cur sus aan de Raamstraat. De Commissie had met hem in deze kwaliteit geregeld contact, terwijl zij hem ook als voorzitter van het College van Direc teuren en Rectoren van de Gemeentelijke Middel bare Scholen, Gymnasium en Lycea, welke functie hij tal van jaren bekleedde, heeft leeren waar- deeren. Zijn arbeid voor deze h.b.s. is zeer vrucht dragend geweest, terwijl zijn invloed ook op de oud-leerlingen ten aanzien van hun verdere loop baan, in vele gevallen zegenrijk is geweest. Voorts overleed de directeur van de 6e hoogere burgerschool met 5-jarigen cursus aan den Nieu we Duinweg, de heer J. Kamerbeek, die gedu rende een vijftiental jaren aan het hoofd van deze inrichting heeft gestaan. Ook hij was in het Haagsche schoolleven een zeer geziene figuur, wiens invloed zich ook buiten zijn school deed gelden, o.a. door zijn belangstelling en zjjn arbeid voor de jeugd concerten. Als waarnemend directeur der school werd aan gewezen de heer J. K. de Raaf. De gewone werkzaamheden der Commissie, de uitoefening van het toezicht op de verschillende scholen, schoolbezoek door de leden, het uitbren gen van adviezen aan het Gemeentebestuur betref fende wisselingen in de personeelsbezetting der scholen enz. geven geen aanleiding tot bijzondere opmerkingen. Afzonderlijk kan nog worden vermeld het aan den Wethouder van Onderwijs uitgebraeht advies betreffende de in verband met de verduistering noodig gebleken wijziging in de lesurenverdeeling aan de Gemeentelijke handelsavondscholen. De Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs, Dr. C. VAN DEN BERG, Voorzitter. Mr. Th. O. PALTE, Secretaris. A. BESCHRIJVEND GEDEELTE. Inrichtingen van onderwijs. Op grond van de door de overheid gegeven opdracht betreffende de afscheiding van de Joodsche leerlingen werden deze samengebracht in één school. Met het oog op het verschillend karakter van het onderwijs, dat deze leerlingen tot dusver hadden genoten, werd aan deze school de vorm van een lyceum, met afdeelingen gymnasium, hoogere burger school en handelsdagschool, gegeven. Zij werd ge vestigd in het schoolgebouw Fisherstraat 135, waar de lessen op 15 October 1941 een aanvang hebben genomen. In het aantal en de plaats van vestiging van de overige inrichtingen van voortgezet onderwijs, welke in het statistisch gedeelte van dit verslag op blz. 14 met name zijn vermeld, kwam geen verandering. Algemeene opmerkingen. Het gebouw van het laan 50 is op 17 December 1940 door de Duitsche overheid gevorderd, welke inbeslagneming aan het einde van het verslagjaar nog voortduurde. Voor deze scholen werd schoolruimte gevonden in de gebouwen van het Roomsch-Katholiek Lj- ceum voor meisjes Lyceumplein 33 en de openbare u.l.o.-scholen Paulus-Buysstraat 51 en Doornstraa 170. Door beperking van het aantal wekelijks0 10 lessen per klasse en het invoeren van verander e schooltijden werd getracht het onderwijs zoo g°e mogelijk voortgang te doen vinden. Overigens zijn geen tot het voortgezet on>e wijs behoorende schoolgebouwen voor militaire andere daarmede verband houdende doeleind aan het onderwijs onttrokken geweest. In den loop van het verslagjaar hebben

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1941 | | pagina 507