I r 6 94,1 I vi. sï VERSLAG VOORTGEZET ONDERWIJS. 16 Sept. III. I. II. 1941 15,3 26,4:22,8 27,- 25,1 24,3 24,-21,7 18,815,- 1 Oct. 1) M. V. Verdeeling der klassen naar de grootte. de 1935/’39 21,1:22,8 21 1940 19,-|18,4 20 1941 Gem. handelsavond- scholen. BJjz. handelsavond- scholen. 16 Sept. 1926/’3O 1931/’35 1936/’40 1941 1926/’3O 1931/’35 1936/’4O 1941 Openbare gymnasia. Openbare handels- school. Bijzondere gymnasia. 1935/’39 25,5 25,6 22,- 22,2 17,8 1 5,2 20.7 1940 1941 1935/’39 24,9 24,7 23,4 22,8 20,2 1940 1941 1940 1941 1940 1941 J. 62,5 57,1 60,- 64,2 J. 69,9 71,7 72,6 71,8 66,1 60,7 66,5 67,3 67,2 62,5 77,7 90,7 85,3 69,2 68,1 82,1 82,6 78,4 87,4 96,6 90,9 80,- 83,7 93,1 Alls richtingen te zamen. Openbare h.b.s. Bijzondere h.b.s- 21,7 23,1 23,9 21,6 21.2 23,2 22,7 23,6 22,2 25,! 22.4 18,3 26,4 22,8 27,- 18,3 18,4 15.5 20,4 23,7 30,3 22,5 20,4 17,4 16,7 20,5 21,2 18,8 1935/’39 25,6 25,2 23,3 21,4 18,7 14,2 22,4 1940 -- 1941 tingen en klassen te zamen teldatum 15 Sep tember dat sinds 1935 vrijwel constant was (22,2 tot 22,5), is in 1941 gedaald tot 21,1. Dit wordt veroorzaakt door de daling der gemiddelden bij het openbaar onderwijs; vooral de vermindering bij de handelsschool trekt na de afneming reeds in 1940 waargenomen de aandacht: het aantal leerlingen per klasse, dat gemiddeld over 1935 '39 25,2 bedroeg, daalde in 1940 tot 22,4 en in 1941 tot 18,3. Een en ander blijkt uit het volgende overzicht. Aantal leerlingen met een betrekking in pCt. van het totaal aantal. Totaal. 90,6 88,8 i 92,8 99,5 87,9 93,9 99,1 Bijzondere h. b. s. J. M. 70.1 29,9 66.1 33,9 64,7 35,3 65,- 35,- Bjjzondere handels- avond scholen. 1) M. 37,5 42,9 40,- 35,8 Openbare h. b. s. J. M. 62.3 37,7 65,8 34,2 65.4 34,6 66.5 33,5 Gem. handels- avond- scholen. 1) M. 33,9 39,3 33,5 32,7 IV. I V. Gemiddeld aantal leerlingen c.q. per parallelklasse in de verschillende klassen. 1930/’34 21,7 20,7 20,- 16,7 15,8 14,4 18,3 1,- 19,7 16,2 14,6 18,9 19,-j 18,4 20,- 21,2 17,6 15,9 18,5 19,3 19,8 13,1 13,9 14,9 14,- 1930/’34 24,4 24,1 20,2 18,8 14,3 12,8 18,2 Openbare gymnasia. J. M. slechts weinig af van die bjj de totale bevolking van het dagonderwijs: op 15 Sept. 1926 bedroeg het aantal meisjes 30,6 pCt. en op 15 Sept. 1941 34,3 pCt. van het totaal aantal. Hierbij deed zich derhalve eenige toeneming van het percentage voor, hoewel het absolute aantal meisjes vermin derd is. Een overzicht van het aantal jongens en meisjes in pCt. van het totaal aantal leerlingen voor de verschillende richtingen van onderwijs volgt hier. Aantal jongens en meisjes in pCt. van het totaal aantal leerlingen. Byzondere gymnasia. J. M. 88,1 11,9 86,8 13,2 85,- 15,- 83,5 16,5 1926/’3O 1931/’35 1936/’4O 1941 0 Zie noot 3 en 4 op bladz. 15. De verhoudingscijfers voor 1941 vertoonen een opmerkelijke verhooging, waardoor de totaalcij fers, onderseh. 96,6 en 93,1 bij beide soorten van scholen hooger zijn dan ooit te voren; deze ver houdingscijfers wijken wel zeer sterk af van het laagste sinds 1926, hetwelk bij de Gem. handels avondscholen in 1933 voorkwam (75,8) en bjj de Bijzondere in 1935 (74,6). Aantal leerlingen per klasse. Het aantal leerlin gen per klasse (de klassebezetting) voor alle rich- -S2.S 24’8,234 21*4 194 18,9 14,9(21,1 1) 6e klasse alleen by de h.b.s. voor meisjes; cijfers voor deze klasse niet berekend wegens te kleine aantallen. Bij de gemiddelden voor alle richtingen te zanieo komt volledig tot uitdrukking en bij de verse1 lende richtingen afzonderlijk met enkele afwijk1 gen, dat de bezetting van de lagere naar de no gere klassen afneemt. Verdeeling der klassen naar de grootte. Uit 1 hierna volgend overzicht van de verdeeling 'a de klassen, in pCt. van het totaal aantal, naar bezetting bij het begin van het schooljaar bil) gerekend naar de percentages gemiddeld over jaren 1930/’34 en 1935'’39, een duidelijke opsenu ving naar de grootere klassen, nl. die met ra1 dan 20 leerlingen. Voor alle richtingen te M bedroeg het percentage dezer klassen in nog 59,-, in 1935/’39 was het gestegen tot 68.». wjjl het in 1940 69,3 bedraagt, waarna in 1941 P seling een daling intreedt tot 57,4, welke da voornamelijk veroorzaakt wordt door de ver dering van het aantal klassen met meer dan leerlingen. 16 Sept. 1926/’3O 54,5 45,5 1931/’35 55,3 44,7 1936/'4O 58,2 41,8 54,8 45,2 Openbare handels school. M. 30,1 28,3 27,4 28,2 i) Zie noot 3 en 4 op bladz. 15. De percentages voor de beide soorten gymnasia wijken van bovenvermelde gemiddelden het sterkst af, terwijl ook onderling de verschillen groot zjjn; vergeleken bij de percentages berekend voor de verschillende richtingen zijn de percen tages der meisjes bij de bijzondere gymnasia voortdurend het kleinst en die berekend voor de openbare steeds het grootst. Bjj het bijzonder dagonderwijs zjjn in den loop der jaren de percentages der meisjes eenigermate grooter geworden. Ten aanzien van de leerlingen der handels- avondscholen is nog het volgende te vermelden. 1930/’34 24,1 22,8 22, 25^2 24J 24J 23^9 20,9 23.8.22.5 22,9 19,6 19,4 1930/’34 24,6 23,6 22,2 19,- 16,6 1935/’39 27,3 25,9 24,2 20,3 18,6 26.5125.6 23,7 21,7 17,5 23,2 21,4 20.6 1930/’34 24,6|23,1 21,7 18,8 27,526,- 1935/’39 26,9 26,4 25,7 21,6 21,-125,- 23,2 20,3 21,5 16,6 19,3 16,9 1930/’34 24,- 22,8 21,4 19,1 17,- 13,1 20,6

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1941 | | pagina 511