4 VERSLAG DER DUINWATERLEIDING. Vorstperiode 6 Januarihalf Maart. Winter 1938/*39 1939/'40 1941('42 a. 8 800 4 200 17 350 b. 1 000 c. Dienst voor abnormale verbruiken. Bij een onderzoek in verschillende perceelen in verband met plaats gehad hebbende abnormale verbruiken, werden o.m. in 2180 (v.j. 1 279) geval len meer of minder ernstige gebreken aan binnen leidingen vastgesteld, waaronder 254 (v.j. 383) in stortbakken voor closetinrichtingen, 220 (v.j. 208) lekkende tapkranen, 1 536 (v.j. 578) lekken aan bin nenleidingen, waaronder 1103 (v.j. 409) onder- grondsche lekken in binnenleidingen, terwijl in 170 (v.j. 117) gevallen een tapkraan in geopenden stand werd aangetroffen. De vorstperiode van dezen winter is vermoe delijk wel de strengste, die tot nu toe in de geschiedenis van het bedrijf is voorgekomen. De laagst gemeten nachttemperatuur bedroeg -17° C (21 en 22 Januari), de laagst gemeten dag temperatuur -14° C (eveneens 21 en 22 Januari). De gevolgen van deze lage temperaturen werden aanzienlijk vergroot doordat, wegens de brand- stoffenschaarschte, in het algemeen slechts in één kamer van een woning kon worden gestookt. Ge- Breuken in brandkranen zijn ditmaal niet opge treden. Door het niet tijdig, doch vooral door het niet op de juiste wijze sneeuwvrij maken is evenals in vorige strenge winters een aantal brandkranen, 10 van het totale aantal, onbruikbaar geweest, doordat smeltwater van sneeuw, dat in de kappen was gedrongen, daarin bij opnieuw invallende vorst Een uitvoerige beschrijving van de gevolgde methode komt voor ïn het tijdschrift „Water” van 13 November 1942, no. 23. 4 700 400 28 000 2 700 aantal te onderzoeken dienstleidingen en eigen aanvoerleidingen sterk werd verminderd. In totaal zijn van Mei tot December 91 lekmetin- gen en contröle-metingen verricht. Gemeten en berekend werd op deze wijze een verbruik van 70 m3/h boven de basis van 180 m3/h. De afgifte aan het Pompstation bedroeg in het bovenbedoelde tijdvak gedurende bedoelde nacht uren ongeveer 250 m3Zh, welke hoeveelheid dus nage noeg gelijk is aan het in de stad gemeten verbruik. Hieruit kan de conclusie worden getrokken, dat het groote nachtverbruik werd veroorzaakt door een abnormaal groot aantal lekke dienstleidingen enz., alsmede door een groot nachtverbruik in be paalde gebouwen. De nachtafgifte aan het Pompstation bedroeg aan het einde van het verslagjaar 220 m3/h. was bevroren. Al deze brandkranen werden met de hulp van het Bedrijf door de Brandweer wederom bruikbaar gemaakt. Tijdens de vorstperioden werden rond 2 400 de fecte hoofdkranen (2,2 van het totaal geplaatste aantal), welke ter plaatse niet konden worden her steld, verwisseld. Ruim 11000 watermeters (ruim 8 van het totale aantal geplaatste meters) wer den door bevriezing beschadigd. Al deze meters werden onderzocht. In de volgende tabel zijn de voornaamste beschadigde onderdeden weerge- lukkig gingen de bovenbedoelde voor deze ge meente zeer lage temperaturen hier niet ge paard met harden wind. Ook nu is, evenals in den strengen winter van 19281929, gebleken, dat vele huizen, ook de nieuwere, niet zoo zijn gebouwd, dat een te sterke afkoeling daarin kan worden voorkomen. In vele gevallen had bij een betere ligging van de bin nenleiding, ook onder de thans heerschende on gunstige omstandigheden, bevriezing van den bin nenaanleg niet behoeven op te treden. Bü een onderzoek bleek, dat ongeveer 7 000 van de 11 000 bevroren watermeters in putten tussehen de balk laag van een portiekétage hadden gestaan, terwijl de rest, 4 000 stuks, in putten in de begane- grond-verdieping opgesteld waren. In een groot deel van de laatstbedoelde gevallen bleek, dat de watermeterput defect was, terwijl daarbij tevens de luchtroosters onder de vloeren niet afgesloten waren geweest. Hiervan was een sterke afkoeling van den watermeterput het gevolg, waardoor de watermeter is bevroren. Doordat autotractie vrijwel ontbrak, moest de hulp, die in andere jaren geboden werd, beperkt worden tot het uiterst noodzakelijke en wel in eerste instantie tot het dichtzetten van dienst- kranen in die gevallen, waarin het lek met de hoofdkraan niet te stuiten was en de lekke leiding niet vóór het lek kon worden dichtgeslagen. Om zooveel mogeljjk hulp te kunnen verleenen werd het werkliedenpersoneel van den buiten dienst tijdelijk uitgebreid met een 18-tal straatma- kers van den Dienst der Gemeentewerken, een 16 tal tuinlieden van den Plantsoendienst, een 6-tal werklieden van de N.V. Habo en een 17-tal werk lieden van het Pompstation. Toen bleek, dat ook deze uitbreiding niet voldoende was, zjju nog aan elk van de 9 sectiebureaux van Politie 2 stellen gereedschap voor het behandelen van dienstkra- nen verstrekt, waarmede de Politie zelfstandig afsluitingen kon verrichten. Hieronder volgt een opgave van de door de afd. Vorstdienst verrichte werkzaamheden. Ter verge lijking zijn cijfers van enkele vroegere strenge vorstperioden tevens in dezen staat opgenomen. Aantal opgegeven klachten, die voor behandeling in aanmerking kwamen (lekkenkaarten) Aantal afgelegde bezoeken (inclusief Politie en Waterfitters) Maximum aantal telefoongesprekken per dag

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1942 | | pagina 104