I
34
VERKORT VERSLAG van den Gemeentelijken Jeugddienst
van ’s-Gravenhage over het jaar 1943.
lelijk minder bedeelden. Door centralisatie in den
huidigen organisatorisehen vorm werd op snellere
en meer vruchtbare wijze contact met de jeugd en
haar nooden verkregen, hetgeen noodzakelijk was
om het stuwende element in den arbeid levend te
houden. Andere instanties werden op doeltreffende
wjjze ingeschakeld.
Algemeene opmerkingen. A. Sociale normen. De
beoordeeling of een kind, dat valt onder de be
palingen van art. 36 van de Leerplichtwet, al of
niet door den Gemeentelijken Jeugddienst wordt
geholpen, geschiedde evenals vroeger aan de hand
van een tabel samengesteld op den grondslag van
gezinsinkomsten en getalsterkte van het huisgezin.
Deze tabel is, onder den druk der omstandigheden,
dit jaar enkele malen gewijzigd.
Bij de hanteering van de normen wordt met in
komsten uit den arbeid van man en vrouw ver
kregen ten volle, met de inkomsten van andere
huisgenooten ten deele rekening gehouden. Voor
inwonende kinderen is dit bedrag vastgesteld op
2/3 deel van het bedrag door arbeid verkregen,
voor inwonenden buiten gezinsverband op 2/9 deel
van het kostgeld. Ook het bedrag der huishuur is
een geldende factor, indien deze meer dan f 4,50
per week bedraagt. In dit geval wordt het meer
dere in mindering gebracht op het gezinsinkomen.
De praktijk bewees echter reeds in de eerste
maanden, dat de gestelde normen als grondslag
voor het werk niet te handhaven waren. Immers,
uit de statistiek van den Gemachtigde voor de
Prijzen bleek, dat de bedragen noodig voor aan
schaffing van het distributiepakket veel hooger
waren dan de bij den Dienst geldende normen. Ook
de Directeur van den Gemeentelijken Geneeskundi
gen en Gezondheidsdienst wees de autoriteiten na-
drukkeljjk op het feit, dat er vele gezinnen waren,
die b.v. niet het toegewezen melkrantsoen aan hun
kinderen konden geven, omdat zij de melk niet
konden koopen. Sterk bewijsmateriaal leverde een
uitspraak van den kantonrechter inzake terugbe
taling van voorschotten aan den Gemeentelijken
Dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon, waarbij
deze kantonrechter zich beriep op de beschikbare
bonnen voor het betreffende huisgezin van 5 per
sonen, waarvoor een bedrag van f 35,20 per week
noodig was; de gezinsinkomsten bedroegen f 34,40
per week, zoodat de vordering van M. H. werd
afgewezen. (Norm voor verstrekking schoolvoeding
en kleeding f 21,per week.)
Als gevolg van deze schrille feiten werd dan ook
in het jaar 1943 de tabel enkele malen gewijzigd,
zoodat op het einde van 1943 werd gewerkt op den
grondslag van de in onderstaande tabel vermelde
normen na 3e wijziging.
Instelling van den Dienst. Het plan tot instelling
van een centraliseerend orgaan voor dat gedeelte
der jeugdzorg, hetwelk tot overheidstaak gerekend
kan worden, werd in beginsel op 1 Augustus 1942,
door den Burgemeester, op voorstel van den Wet
houder voor Sociale Zaken, aanvaard. Dit plan
kwam voort uit:
1. de ideëele overweging, dat de jeugd niet alleen
een onscheidbaar bestanddeel van ons volk is, maar
dat zü bovendien de eenige grondslag vormt, waar
op de toekomst van ons volk kan worden opge
bouwd;
2. de zakelijke overweging, dat door samenvoe
ging der afzonderlijke instellingen en individueele
krachten, welke ieder voor zich een gedeelte der
jeugdzorg behartigden, technisch en commercieel
op vlotter en eenvoudiger wijze voor de jeugd een
gunstiger en voor de Gemeente een voordeeliger
resultaat verkregen zou worden.
Daarbij diende rekening te worden gehouden met
de werkwijze en samenstelling der bestaande instel
lingen en de historisch gegroeide verhoudingen,
terwijl bovendien binnen het raam van dit plan
ruimte moest worden gelaten voor het particulier
initiatief.
Voor de gemeente ’s-Gravenhage werd daartoe de
vorm gekozen van een Gemeentelijken Jeugddienst.
Deze Dienst is volgens art. 1, par. 1, der Verorde
ning op den Gemeentelijken Jeugddienst d.d. 27 Ja
nuari 1943, besluit no. 690, Corr.no. 110072 afd. S. Z.,
belast met:
a. de verstrekking van voeding aan schoolkinderen;
b. de verstrekking van melk aan schoolkinderen;
c. de verstrekking van kleeding en schoeisel aan
schoolkinderen;
d. de sociale verzorging van de jeugd.
In datgene waarmee de Gemeentelijke Jeugd
dienst belast is, werd eenerzijds voorzien door Ge
meentelijke diensten, anderzijds door verschillende
particuliere instellingen en commissies met subsi
die der Gemeente. Centralisatie der werkzaamheden
werd noodzakelijk geacht. Bovendien won de over
tuiging veld, dat de maatstaf, welke bij de beoor
deeling van ingekomen verzoeken om hulp werd
aangelegd, dringend wijziging behoefde. Niet in
de laatste plaats behoorde aandacht te worden
geschonken aan sociale aanwijzingen.
Reeds voor het eerste dienstjaar van den Ge
meentelijken Jeugddienst mocht verwacht worden,
dat de doorgevoerde centralisatie financieele voor-
deelen zou afwerpen.
De begrooting 1943 vertoonde een voordeelig ver
schil van f 18.257,met de oorspronkelijk inge
diende begroetingen der afzonderlijke instellingen
te zamen. Afgezien hiervan kon meer aandacht
worden besteed aan de vele moeilijkheden, waarin
de jeugd verkeerde, ook buiten de groep der stof-